Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBAMS:2023:1296 
 
Datum uitspraak:08-03-2023
Datum gepubliceerd:17-03-2023
Instantie:Rechtbank Amsterdam
Zaaknummers:C/13/715126 / HA ZA 22-22 C/13/715126 / HA ZA 22-22
Rechtsgebied:Goederenrecht
Indicatie:Toetsingskader voor onredelijke of onrechtmatige hinder in de vorm van geluidsoverlast op basis van de wet en/of splitsingsakte. Uitleg van de splitsingsakte. Invloed van de eigenschappen van het pand op de te hanteren geluidsnorm. Deskundigenbenoeming.
Trefwoorden:burgerlijk wetboek
geluidshinder
wettelijke rente
 
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht



zaaknummer / rolnummer: C/13/715126 / HA ZA 22-228


Vonnis van 8 maart 2023


in de zaak van



[eiseres]
,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,

tegen




1 [gedaagde 1] ,
2. [gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. V.T. Acar te Rotterdam.


Eiseres zal hierna [eiseres] worden genoemd. Gedaagden zullen hierna samen [gedaagden] (in vrouwelijk enkelvoud) en afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd.




1De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:


de dagvaarding van 7 maart 2022,


de akte overlegging producties 1 tot en met 8 van [eiseres] ,


de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 11,


het tussenvonnis van 1 juni 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,


het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 25 augustus 2022,


de akte uitlating deskundigenbericht, tevens eisvermindering van [eiseres] met producties 9 en 10,


de akte uitlating deskundigenbericht van [gedaagden] met producties 12 en 13,


de antwoordakte na eiswijziging van [gedaagden]





1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.





2De feiten

2.1.
Het pand aan de [adres 1] is in 1901 gebouwd en op 23 januari 1996 gesplitst in vier appartementsrechten. De vier appartementen kennen een vereniging van eigenaars (hierna: de VvE).


2.2.
In de splitsingsakte is het Modelreglement uit 1992 van toepassing verklaard, waarvan artikel 17 luidt:

“(…)
1. Iedere eigenaar en gebruiker heeft het recht op uitsluitend gebruik van zijn privé gedeelte, mits hij aan de andere eigenaars en gebruikers geen onredelijke hinder toebrengt.
(…)
5. De vloerbedekking van de privé gedeelten dient van een zodanige samenstelling te zijn dat contactgeluiden zo veel mogelijk worden tegengegaan. Met name is het niet toegestaan parket of stenen vloeren aan te brengen, tenzij dit geschiedt op zodanige wijze dat naar het oordeel van het bestuur geen onredelijke hinder kan ontstaan voor de overige eigenaars en/of gebruikers.
(…)”



2.3.
De VvE heeft geen huishoudelijk reglement.



2.4.
In het pand woont [eiseres] sinds 2004 op huisnummer [etage 1] . Daarboven woont [gedaagden] met haar gezin sinds 2010 op huisnummer [etage 2] . [gedaagde 2] is sinds 1 juni 2016 voorzitter van de VvE.



2.5.
In 2010 heeft [gedaagden] in haar appartement een nieuwe houten vloer laten leggen. In overleg met [eiseres] heeft zij een aantal geluidsisolerende maatregelen aan haar vloer getroffen, zoals het aanbrengen van steenwol, OSB-platen en een Fermacell Estrich-ondervloer. [eiseres] heeft daaraan een financiële bijdrage geleverd van € 1.000,00.



2.6.
In januari 2011 heeft [gedaagden] geluidsisolerende cellulose vlokken in haar vloer laten plaatsen.



2.7.
Vervolgens heeft [gedaagden] in februari 2011 geluidsisolatieadvies ingewonnen, waarna zij een extra laag OSB-platen in haar vloer heeft aangebracht.



2.8.
Op 30 maart 2011 heeft het geluidBuro B.V. (hierna: het geluidBuro) een brief geschreven aan [gedaagde 2] inzake de ‘Beoordeling geluidwering vloerconstructie’ na een bezoek aan de appartementen van [eiseres] en [gedaagden] Daarin heeft het geluidBuro onder meer geschreven dat de aangebrachte isolatievloer doorgaans een degelijke oplossing is, maar dat eerst de balklaag verstevigd had moeten worden en dat er meer gewicht op de balklaag aangebracht had moeten worden om op te kunnen ‘afveren’. Verder heeft het geluidBuro geschreven dat de geluidwering wordt bepaald door de combinatie van de vloer en het daaronder gesitueerde plafond en dat het plafond geen hoge geluidwerende eigenschappen heeft. Het geluidBuro heeft geadviseerd een “10 mm laag Nevidek (kokosmateriaal van Nevima)” in de vloer aan te brengen en een geluidwerend plafond met spouwopvulling te realiseren.



2.9.
Nadien heeft [gedaagden] kokosmatten van Nevidek op de OSB-platen in haar vloer laten plaatsen.





3Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert – samengevat – na vermindering van eis om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

I een deskundige te benoemen, aan wie opdracht wordt gegeven om te onderzoeken of de houten vloer van [gedaagden] voldoet aan de geluidsnorm Ico > +10dB c.q. Ln, T, A < 49dB (hierna slechts aangeduid als: Ico > +10dB), althans de voor dit soort woningen gebruikelijke geluidsnorm,

II de te benoemen deskundige te verzoeken maatregelen aan te bevelen die [gedaagden] kan treffen zodat de vloer van [gedaagden] aan de te hanteren geluidsnorm zal voldoen,

III [gedaagden] te veroordelen om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis, de maatregelen te treffen die de deskundige aanbeveelt, althans die nodig zijn om te voldoen aan de norm Ico > +10dB, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere week dat [gedaagden] hieraan niet voldoet,

IV aan de te benoemen deskundige te verzoeken, nadat [gedaagden] de aanbevolen maatregelen heeft getroffen, te onderzoeken of de vloer van [gedaagden] voldoet aan de norm Ico > +10dB,

V [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.



3.2.
Aan haar vorderingen legt [eiseres] ten grondslag dat zij onredelijke of onrechtmatige hinder in de vorm van geluidsoverlast ondervindt door [gedaagden] Dat komt volgens [eiseres] doordat [gedaagden] in strijd met de splitsingsakte een houten vloer heeft aangebracht die onvoldoende geluid isoleert. De vloer voldoet niet aan de volgens [eiseres] te hanteren geluidsnorm van Ico > +10dB Dat volgt uit het rapport van het geluidBuro. Voor zover deze stelling niet slaagt, verzoekt [eiseres] benoeming van een deskundige die onderzoekt of de vloer van [gedaagden] voldoet aan de te hanteren geluidsnorm van Ico > +10dB en welke aanvullende geluidsisolerende maatregelen door [gedaagden] moeten worden getroffen zodat de vloer voldoet aan deze norm.



3.3.

[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.





4De beoordeling

4.1.
Deze zaak gaat over de vraag of de houten vloer van [gedaagden] zoveel geluidsoverlast veroorzaakt dat zij die moet aanpassen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank meegedeeld dat zij voorshands van oordeel is dat een deskundige moet worden benoemd die onderzoek zal doen naar de door [eiseres] gestelde geluidsoverlast. Vervolgens zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen. De rechtbank ziet aanleiding om hierna eerst in te gaan op het toetsingskader. Daarna wordt overwogen welke deskundige wordt benoemd en welke vragen aan de deskundige zullen worden voorgelegd.


Het toetsingskader




4.2.
Primair beroept [eiseres] zich op een schending van artikel 17 leden 1 en 5 van het Modelreglement. In dit artikel is kort gezegd bepaald dat het niet is toegestaan een parketvloer aan te brengen, tenzij dit op zodanige wijze geschiedt dat geen onredelijke hinder kan ontstaan voor de overige eigenaren (zie onder 2.2).



4.3.

[eiseres] beroept zich subsidiair op onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 Burgerlijk Wetboek (BW). In dit artikel is bepaald dat hinder onrechtmatig is, indien wordt voldaan aan de eisen die daaraan in artikel 6:162 BW worden gesteld. Niet iedere vorm van hinder is onrechtmatig. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is het antwoord op de vraag of er sprake is van onrechtmatige hinder afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend, en de mogelijkheid - mede gelet op de daaraan verbonden kosten - en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te treffen.



4.4.

[eiseres] en [gedaagden] zijn het erover eens dat de houten vloer in het appartement van [gedaagden] een parketvloer is in de zin van artikel 17 lid 5 van het Modelreglement. Partijen verschillen wel van mening over de uitleg van de term ‘onredelijke hinder’ in dit artikel. Bij de uitleg van het Modelreglement, dat is opgenomen in de splitsingsakte, komt het aan op de in de akte tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degenen die de akte hebben vastgesteld. Deze bedoeling moet worden afgeleid uit de daarin gebruikte bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte.



4.5.
Wat onder ‘onredelijke hinder’ moet worden verstaan, is niet in de splitsingsakte gespecificeerd. De VvE heeft ook niet op andere wijze invulling gegeven aan de term ‘onredelijke hinder’, bijvoorbeeld met een huishoudelijk reglement of met een vergaderbesluit. In het vijfde lid van artikel 17 van het Modelreglement wordt dit geheel overgelaten aan het oordeel van het VvEbestuur, dat alleen bestaat uit [gedaagde 2] . Al met al zijn er geen concrete geluidsisolerende normen vastgesteld waaraan een parketvloer moet voldoen. Daarom zal de rechtbank aansluiting moeten zoeken bij wat in het normale maatschappelijk verkeer onder het begrip ‘onredelijke hinder’ moet worden verstaan in de context van een splitsingsakte bij appartementen.



4.6.

[eiseres] voert aan dat Ico > +10dB de geluidsnorm is waaraan de vloer van [gedaagden] moet voldoen, omdat het een algemeen gangbare objectieve geluidsnorm is. [gedaagden] betwist dat Ico > +10dB als geluidsnorm moet gelden, omdat die norm hoger ligt dan de geluidsnorm die volgens haar geldt voor nieuwbouwwoningen van Ico > +5dB. Zij meent dat van haar niet kan worden gevergd dat zij een vloerconstructie van een oud pand uit 1901 in de staat brengt die nu van nieuwbouwwoningen wordt verlangd. De fysieke gesteldheid van het pand laat dat niet toe. Volgens [gedaagden] is er ook een andere oorzaak van de gestelde hinder, namelijk de gemeenschappelijke houten balkenconstructie in het pand. Vanwege die constructie kan nou eenmaal minder geluidsisolatie door [gedaagden] worden gerealiseerd en dat ligt buiten haar privégedeelte en verantwoordelijkheid. Daarom moet een lagere geluidsnorm worden gehanteerd, aldus steeds [gedaagden]



4.7.
De rechtbank overweegt dat artikel 17 lid 5 van het Modelreglement tot doel heeft het zo veel mogelijk tegengaan van contactgeluiden en onredelijke geluidshinder. Het artikel zal aldus worden uitgelegd dat daaruit een verplichting van [gedaagden] volgt om een vloer aan te brengen of in stand te houden die niet meer geluidshinder veroorzaakt dan gebruikelijk is bij dergelijke appartementen. Dit laatste betekent dat als omstandigheden meewegen de constructie en het bouwjaar van het pand, maar ook het feit het gaat om een bestaand pand dat ooit een geheel vormde en pas later is gesplitst in appartementsrechten. Oude panden die later zijn gesplitst in appartementsrechten zijn over het algemeen gehorig, waardoor daaraan niet dezelfde geluidsisolatie-eisen als aan nieuwbouwwoningen kunnen worden gesteld.



4.8.
Dat het in gevallen waarin de open norm niet is ingevuld door de VvE gebruikelijk is om terug te vallen op de norm Ico > +10dB, zoals [eiseres] aanvoert, kan niet worden aangenomen. Deze bedoeling blijkt niet uit de letterlijke tekst van de bepaling. Indien destijds beoogd was aansluiting te zoeken bij deze norm, dan had dat in de tekst van de bepaling opgenomen moeten worden. Er is ook geen grond om aan te nemen, en dat volgt ook niet uit de rechtspraak waarnaar [eiseres] heeft verwezen, dat er een algemeen geldende norm van +10dB is die onder alle omstandigheden van toepassing is en geldt voor alle gesplitste woningen, ongeacht het bouwjaar. De vraag in welke geluidweringsklassen de vloer valt, is wel een omstandigheid die meeweegt bij de beantwoording van de vraag of sprake is van onredelijke of onrechtmatige hinder.



4.9.
Aangezien [eiseres] een veroordeling van [gedaagden] in het treffen van geluidsisolerende maatregelen vordert, zal [eiseres] moeten stellen en zo nodig bewijzen dat sprake is van onredelijke of onrechtmatige hinder. Dat is de hoofdregel uit artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit betekent dat [eiseres] voldoende moet onderbouwen dat sprake is van geluidshinder die in aard, ernst en duur de gebruikelijke geluidshinder bij appartementen zoals in deze zaak, overtreft. De rechtbank heeft behoefte aan deskundige voorlichting om te beoordelen of de vloer van [gedaagden] onredelijke of onrechtmatige geluidshinder veroorzaakt. De deskundige kan ook inzicht geven in de geluidsnormen voor vloeren in appartementen zoals die van [eiseres] en [gedaagden] Het verzoek van [eiseres] een deskundige te benoemen, wordt in zoverre dan ook toegewezen.


De deskundige




4.10.
De rechtbank heeft op de zitting Peutz B.V. als deskundige voorgesteld, maar partijen zijn het erover eens dat Peutz B.V. een zakelijke relatie heeft met [gedaagde 1] . Daarom zal Peutz B.V. niet als deskundige worden benoemd.


4.11.

[eiseres] heeft verzocht om Thermisch Waterbeheer B.V. handelend onder de naam (en hierna te noemen:) Strooming als deskundige te benoemen. [gedaagden] heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van Strooming, omdat Strooming zich richt op benadeelden van geluidsoverlast en daardoor niet onbevooroordeeld zou zijn. [gedaagden] stelt op haar beurt voor om het geluidBuro in te schakelen. Tegen de benoeming van het geluidBuro heeft [eiseres] weer bezwaar gemaakt, omdat het geluidBuro al eerder bij de zaak betrokken is geweest en daardoor mogelijk niet onbevooroordeeld zou zijn.



4.12.
Omdat partijen het niet eens zijn geworden over de persoon van de deskundige, acht de rechtbank het niet passend om één van beide voorgestelde deskundige te kiezen. De rechtbank zal zelf in de benoeming voorzien en heeft hiervoor de deskundigenindex geraadpleegd, een databank binnen de rechtspraak waarin deskundigen zijn opgenomen.



4.13.
De rechtbank zal de heer N. Divendal van Cauberg Huygen als deskundige benoemen. Hij heeft desgevraagd te kennen gegeven te beschikken over de noodzakelijke expertise en bovendien bereid te zijn om in deze zaak een deskundigenadvies uit te brengen en daartoe vrij te staan.



4.14.
Partijen hebben zich nog niet kunnen uitlaten over de benoeming van de heer Divendal en krijgen daarom de gelegenheid om tot twee weken na dit vonnis bij akte bezwaar te maken. De rechtbank zal hem daarom voorwaardelijk benoemen. Zodra twee weken zonder bezwaar zijn verstreken, zal zijn benoeming onvoorwaardelijk zijn.


De voor te leggen vragen




4.15.
Partijen hebben allebei vragen voorgesteld om aan de deskundige voor te leggen. Gelet op het hiervoor weergegeven toetsingskader zal onderzocht moeten worden:


welke normen er bestaan voor de isolerende waarde van vloeren en geluidoverlast in appartementen zoals die van [eiseres] en [gedaagden] ,


wat de geluidsisolatiewaarde is die moet worden toegekend aan de vloer en het plafond tussen de appartementen van [eiseres] en [gedaagden] ,


wat de invloed is van de houten balkenconstructie op de geluidsisolatiewaarde,


of er verbeteringen in de geluidsisolatie mogelijk zijn, aan welke maatregelen [gedaagden] en [eiseres] dan moeten denken en wat dat aan geluidsisolatie zou opleveren.


Verder is voor de in 4.3 omschreven belangenafweging relevant wat de kosten zijn van eventueel door [gedaagden] en [eiseres] te nemen maatregelen ter voorkoming van schade.



4.16.

[gedaagden] heeft verzocht om ook te laten onderzoeken hoe de geluidsisolatie was, voordat zij de isolerende maatregelen heeft getroffen die zijn genoemd onder 2.5, 2.6 en 2.7. De rechtbank begrijpt dat [gedaagden] zich dit afvraagt, maar merkt op dat het voor de beoordeling of nú sprake is van onredelijke of onrechtmatige hinder geen verschil maakt. Daarnaast verzoekt [gedaagden] dat de deskundige beoordeelt of [eiseres] ook overlast ervaart van andere buren, maar ook dat is geen geschilpunt in deze procedure. Daarom zullen deze vragen niet aan de deskundige worden voorgelegd.



4.17.
De definitieve vragen die aan de deskundige worden voorgelegd zijn opgenomen in de beslissing. De rechtbank verzoekt de deskundige de rechtbank en partijen te informeren indien tijdens het onderzoek blijkt dat hij met de vraagstelling of de beschikbare gegevens op enigerlei wijze niet uit de voeten kan.


Slotoverwegingen




4.18.

[eiseres] zal als eisende partij het voorschot op de kosten van de deskundige moeten betalen zoals onder de beslissing vermeld.



4.19.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij gerade acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.



4.20.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.



4.21.
De rechtbank zal de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad verklaren.



4.22.
In afwachting van het deskundigenbericht zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.





5De beslissing
De rechtbank


5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:

I Welke normen bestaan er voor de isolerende waarde van vloeren en geluidoverlast in het soort appartementen als van [eiseres] en [gedaagden] aan de [adres 1] ?

II Welke geluidsisolatiewaarde moet worden toegekend aan de vloer en het plafond tussen de appartementen van [eiseres] aan de [etage 1] en [gedaagden] aan de [etage 2] ?

III Wat is de invloed van de houten balkenconstructie in het pand op deze geluidsisolatiewaarde?

IV Zijn er verbeteringen in de geluidsisolatie mogelijk? Zo ja:
i. aan welke maatregelen moeten [eiseres] en [gedaagden] dan denken?
ii. wat zouden die maatregelen aan geluidsisolatie opleveren?
iii. wat zijn de kosten van die maatregelen?

V Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de beoordeling?


5.2.
benoemt onder de voorwaarde dat partijen niet binnen twee weken bij akte hiertegen bezwaar hebben gemaakt tot deskundige:


de heer N. Divendal, MBA

Cauberg Huygen
adres: [adres 2]
telefoon: [telefoonnummer]
emailadres: [e-mailadres]


het voorschot




5.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:


de deskundige dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecifieerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten,


de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen,


partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,


indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag,


indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,





5.4.
bepaalt dat [eiseres] het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,



5.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,


het onderzoek




5.6.
bepaalt dat [eiseres] haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen binnen één week na de datum van deze beslissing,



5.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,



5.8.
wijst de deskundige er op dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij beide partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan, indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,



5.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,


het schriftelijk rapport




5.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,



5.11.
wijst de deskundige er op dat:
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,



5.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het conceptrapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren,


overige bepalingen




5.13.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van 4 oktober 2023,



5.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of,
- na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiseres] op een termijn van vier weken,



5.15.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,





5.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.


Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.H. Broesterhuizen, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.



Hoge Raad 3 mei 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0235.


Hoge Raad 21 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8823.


Hoge Raad 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1275.


Rechtbank Amsterdam 20 november 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:8455.
Link naar deze uitspraak