Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBOBR:2020:5062 
 
Datum uitspraak:19-10-2020
Datum gepubliceerd:19-10-2020
Instantie:Rechtbank Oost-Brabant
Zaaknummers:20/297 20/463 en 20/464
Rechtsgebied:Bestuursprocesrecht
Indicatie:N69, nieuwe verbinding, watervergunning De rechtbank heeft geoordeeld over een aantal beroepen tegen drie verleende watervergunningen die zijn verleend met het oog op de aanleg van de nieuwe verbindingsweg N69 tussen de A67 en de huidige N69, de zogenoemde Nieuwe Verbinding bij Valkenswaard. De watervergunningen zijn verleend voor de aanleg van een brug over het beekdal, een grondwateronttrekking in verband met heiwerkzaamheden voor die brug en een vernattingsmaatregel vanwege de stikstofdepositie vanwege de weg zelf. In de procedure is onderzoek verricht naar mogelijke risico’s op verspreiding van de bestaande grondwaterverontreiniging vanuit de voormalige vuilstort aan de Victoriedijk. Uit deze onderzoeken blijkt dat er geen verspreidingsrisico’s zijn.
Trefwoorden:agrarisch
stikstofdepositie
waterschap
 
Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummers: SHE 20/297, SHE 20/463 en SHE 20/464

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 oktober 2020 in de zaken tussen



[namen]
, allen te [woonplaats] ,
eisers 1,
(gemachtigde [naam] )

Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen, te Valkenswaard,

Stichting Kernraad Riethoven, te Riethoven,

IVN Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid, afdeling Eindhoven, te Veldhoven,

Vereniging Groen en Heem Valkenswaard en omstreken, te Valkenswaard,
gezamenlijk: eisers 2,
(gemachtigde: mr. J.E. Dijk),

Buurtvereniging Braambos, te Westerhoven,
eiseres 3,
(gemachtigde [naam] ).

en

het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel, verweerder
(gemachtigde: mr. C.C.E.J. van Weert-de Laat).

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:

Boskalis Nederland BV, te Rotterdam, vergunninghoudster, gemachtigden: mr. H.J.M. Besselink en [naam] ;

Provincie Noord-Brabant, te 's-Hertogenbosch, gemachtigde: mr. H.J.M. Besselink.




Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan Boskalis Nederland BV een watervergunning verleend voor het onttrekken van grondwater en het terugbrengen middels infiltratie in de bodem. De vergunning is verleend tot 1 juli 2020. De activiteiten zijn vergund ten behoeve van de aanleg van een brug in opdracht van de provincie Noord-Brabant.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Eisers 2 hebben ook een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Bij de behandeling van dit verzoek op
10 januari 2020 hebben eisers 1 en eisers 2 aangegeven dat zij hun bezwaar als rechtstreeks beroep behandeld willen zien. Eiseres 3 heeft dit later aangegeven. Verweerder en vergunninghoudster hebben hiermee ingestemd. Het beroep van eisers 1 is geregistreerd onder zaaknummer SHE 20/297, dat van eisers 2 onder zaaknummer SHE 20/463, dat van eiseres 3 onder zaaknummer SHE 20/464.

Bij uitspraak van 13 januari 2020 (SHE 19/3406) heeft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening getroffen en verweerder opgedragen het onttrokken grondwater minimaal tweemaal te (laten) onderzoeken voor 11 februari 2020 met in achtneming van de in artikel 2.4 van het Besluit lozen buiten inrichtingen (Besluit Lozen) verplicht gestelde onderzoeksmethodes, op de aanwezigheid van (in ieder geval) alle in tabel 3.1.a en 3.1.b van het Besluit Lozen genoemde stoffen. Bij uitspraak van 2 maart 2020 (ECLI:NL:RBOBR:2020:1294) heeft de voorzieningenrechter deze voorlopige voorziening opgeheven.

De zaken zijn behandeld op 7 september 2020, gelijktijdig met de zaken SHE 19/2944 en SHE 19/2958, SHE 20/299 en SHE 20/303. Namens eisers 1 zijn verschenen [namen] alsmede de gemachtigde. Namens eisers 2 zijn verschenen [namen] alsmede de gemachtigde. Namens eiseres 3 is de gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghoudster en de provincie hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.



Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.


De provincie wil een nieuwe wegverbinding aanleggen tussen de bestaande N69 ten zuiden van Valkenswaard en de Locht te Veldhoven, de zogenoemde Nieuwe Verbinding. De weg wordt uitgevoerd als een gebiedsontsluitingsweg met één rijbaan en twee rijstroken en een maximumsnelheid van 80 km/uur. De Nieuwe Verbinding heeft tot doel de bestaande N69 tussen Eindhoven en de Belgische grens te ontlasten en daardoor de leefbaarheid en bereikbaarheid in de omgeving van de bestaande N69, de zogenoemde Grenscorridor, te verbeteren. Dit betreft met name de kernen Aalst en Valkenswaard.


De Nieuwe Verbinding ligt vlak bij het Natura 2000-gebied “Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux” (het Natura 2000-gebied). Twee riviertjes, de Keersop en de Dommel maken deel uit van het gebied. Aan de westzijde van de Keersop en ten noorden van de N367 ligt een strook grond die deel uitmaakt van het Natura 2000-gebied, de Keersopperbeemden. In dit gebied komt het prioritaire habitattype "vochtige alluviale bossen" (habitattype H91E0C) voor met een oppervlakte van 0,6 ha. Bij het gebied ligt een afvoersloot, de KS70 om water uit het gebied af te voeren. Dit water wordt afgevoerd naar de Keersop. Daarnaast komt volgens de passende beoordeling de habitatrichtlijnsoort beekprik voor in de Keersopperbeemden. De Nieuwe Verbinding gaat met een brug op pijlers (aangeduid als de beekbalbrug) over de Keersop. Hiervoor moeten in het beekdal van de Keersop heiwerkzaamheden worden uitgevoerd (die op het moment van de zitting overigens waren afgerond). Voor het aanleggen van deze beekdalbrug moeten voor de aanleg van de pijlers droge bouwkuipen worden gemaakt waarbij een grondwateronttrekking noodzakelijk is. De bedoeling is dat het onttrokken grondwater direct wordt geïnfiltreerd in vier bassins aan weerszijden van de Keersop.


Het buurtschap Braambosch ligt ten westen van de Keersop en ten noorden van de N367. In de buurt wonen mensen met percelen in de Keersopperbeemden. Eisers 1 hebben percelen direct ten oosten van de Keersop. Een van hen heeft ook percelen in het gebied tussen de Keersop en de Dommel.


Provinciale staten van Noord-Brabant hebben op 31 oktober 2014 het provinciale inpassingsplan "Nieuwe Verbinding Grenscorridor N69" vastgesteld. Dit plan ziet op de noodzakelijke planologische aanpassingen om het gebruik en de aanleg van de nieuwe weg mogelijk te maken. Het merendeel van eisers heeft tegen de vaststelling van het inpassingplan beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft na tussenuitspraken van 20 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1072) en 17 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1306) definitief uitspraak gedaan op 13 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1966). Hierbij zijn de beroepen tegen het laatste herstelbesluit van provinciale staten van 22 september 2017 alsmede het provinciale inpassingsplan "Nieuwe Verbinding Grenscorridor N69 - 1e herziening" ongegrond verklaard. Aan het provinciale inpassingsplan ligt een passende beoordeling van de effecten van het plan op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden ten grondslag. Deze passende beoordeling is aangepast mede naar aanleiding van de tussenuitspraken van de Afdeling.


De Nieuwe Verbinding leidt tot een toename van de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied. In de passende beoordeling en de aanvulling daarop is beschreven welke gevolgen deze extra depositie heeft voor de verschillende habitattypen in het Natura 2000-gebied, mede gezien de hoge achtergronddeposities. In de passende beoordeling zijn maatregelen genoemd om de toename van de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied als gevolg van het gebruik van de nieuwe weg te mitigeren Een van die maatregelen is de vernatting van de Keersopperbeemden.


Bij besluit van 28 november 2019 heeft verweerder aan de provincie Noord-Brabant een watervergunning verleend voor het gedeeltelijk dempen en verlemen van de bedding van de watergang KS70. Eisers 1 hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft ingestemd met rechtstreeks beroep bij deze rechtbank. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 20/303. Bij besluit van 11 november 2019 heeft verweerder aan de provincie Noord-Brabant een watervergunning verleend voor het aanleggen van een beekdalbrug. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft ingestemd met rechtstreeks beroep bij deze rechtbank. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 20/299.


Vergunninghoudster heeft een melding ingediend op basis van het Besluit Lozen bij het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard voor het infiltreren van het water dat met gebruikmaking van het bestreden besluit is onttrokken. Ten tijde van de zitting was de looptijd van het bestreden besluit verstreken en werd er ook niet meer onttrokken. Verder heeft vergunninghoudster een aanmeldingsnotitie in het kader van een m.e.r.-beoordeling ingediend. Op 2 juli 2019 heeft verweerder besloten dat er geen milieueffectrapportage hoefde te worden gemaakt. Op 4 juli 2019 heeft vergunninghoudster vergunning gevraagd op grond van artikel 6.5 van de Waterwet. Deze aanvraag is ingewilligd met het bestreden besluit.



2. Het bestreden besluit betreft een vergunning op grond van artikel 6.5, onder c, van de Waterwet in samenhang met artikel 3.10 van de Keur Waterschap De Dommel 2015 partiële herziening 2018 (Keur). Verweerder hanteert hierbij artikel 22.5 van de Beleidsregels Keur voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater Waterschap de Dommel 2015 partiële herziening 2018 (de Beleidsregel).

3. De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eisers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De rechtbank stelt op basis van de door eisers 1 en 3 aangeleverde informatie vast dat percelen van enkele personen van eisers 1 en van enkele leden van eiseres 3 zijn gelegen op een locatie waar de invloed van de grondwateronttrekking merkbaar is. Deze personen alsmede eisers 2 hebben daarmee een rechtstreeks betrokken belang. Eisers vrezen dat zij, dan wel het Natura 2000-gebied, schade hebben geleden door een mogelijke verspreiding van verontreinigd grondwater dat zich bevond onder de voormalige vuilstort aan de Victoriedijk en dat door de vergunde en uitgevoerde grondwateronttrekking mogelijk terecht is gekomen op hun percelen dan wel het Natura 2000 gebied. Dit kan de rechtbank niet op voorhand uitsluiten. Eisers hebben daarmee (proces)belang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.


4.1
Eisers 1 hebben op 19 december 2019 verweerder in gebreke gesteld omdat verweerder volgens hen te lang deed over het nemen van een besluit op bezwaar. Zij verzoeken de rechtbank hier uitspraak over te doen.



4.2
Verweerder stelt dat hij bij brief van 17 december 2019, verzonden op 23 december 2019, de termijn voor het nemen van een besluit op bezwaar heeft verlengd.



4.3
Op basis van de stukken stelt de rechtbank vast dat de beslistermijn is verstreken 12 weken na de dag van verzending van het bestreden besluit. Op 17 december 2019 was de beslistermijn verstreken. Eisers hebben daarom verweerder terecht in gebreke gesteld. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd. Deze verlenging heeft echter pas effect met verzending van de brief waarmee de term is verlengd. Eisers 1 stellen dat artikel 4.13, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is op artikel 7:10 van de Awb. Dit artikel is echter niet van toepassing op de bezwaarprocedure, gelet op artikel 7:14 van de Awb. De beslistermijn is daarom verlengd tot 28 januari 2020. Op dat moment had verweerder al ingestemd met een rechtstreeks beroep bij de rechtbank en was het bezwaar tegen het bestreden besluit al doorgezonden. Verweerder is daarom geen dwangsom verschuldigd.



5.1
Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte vergunninghoudster niet heeft opgedragen een milieueffectrapportage te laten maken omdat niet is onderzocht wat de mogelijk schadelijke gevolgen zijn voor het milieu vanwege de verontreiniging onder de voormalige vuilstortplaats aan de Victoriedijk. Door de onttrekking kan de verplaatsing van verontreinigd grondwater worden versneld.



5.2
Verweerder heeft in het m.e.r.-beoordelingbesluit aangegeven dat er geen nadelige gevolgen zijn te verwachten vanwege de grondwateronttrekking voor het milieu en dat er geen aanleiding is om een milieueffectrapportage op te stellen. Bij dit besluit en bij de aanmeldingsnotitie is aandacht besteed aan de verplaatsing van aanwezige bodemverontreiniging, vooral bodemverontreiniging als gevolg van de zinkindustrie. Verder is de voormalige stortplaats aan de Victoriedijk genoemd en daarbij is onderbouwd dat deze buiten de invloedsfeer van de bemaling ligt omdat deze op grotere afstand ligt.



5.3
De rechtbank stelt voorop dat een m.e.r.-beoordeling geen verkapte vergunningverlening betreft. Een m.e.r.-beoordeling dient uitsluitend om te bepalen of een milieueffectrapportage moet worden opgesteld aan de hand van de criteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling op basis van de aanmeldingsnotitie. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de grondwaterverontreiniging bij de voormalige afvalstortplaats aan de Victoriedijk geen aanleiding hoefde te geven voor het opstellen van een milieueffectrapportage omdat de voormalige stortplaats zelf buiten de invloedssfeer van de bemaling ligt. Dit is, na het nemen van het bestreden besluit, bevestigd in een notitie van RoyalhaskoningDHV (RHDHV) van 7 februari 2020 waarin is geconcludeerd dat gelet op de daling van de grondwaterstand en de bemalingsduur van drie maanden is uitgesloten dat het eutrofe grondwater vanuit de stort de bemalingsputten zal bereiken. Eisers hebben weliswaar kritiek geuit op het model van RHDHV, maar ter zitting heeft RHDHV voldoende toegelicht dat in het model alle bodemeigenschappen van het gebied inclusief de door eisers gememoreerde complexe aardbreuken zijn betrokken.



6.1
Eisers vinden dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de aanwezige grondwaterverontreiniging vanuit de voormalige stortplaats. Er kan verontreinigd grondwater worden onttrokken en vervolgens worden geloosd in de infiltratieputten. De grondwaterverontreiniging kan zich versneld gaan verplaatsen richting de Keersop. Het gebied heeft een gevarieerde bodemopbouw door de aanwezigheid van complexe aardbreuken. In een later stadium hebben eisers daar aan toegevoegd dat uit de bemonsteringen die hebben plaatsgevonden op last van de voorzieningenrechter is gebleken dat er zware metalen (nikkel en zink) in te hoge mate voorkomen en dat door het bestreden besluit deze zware metalen kunnen worden verspreid. Verder voeren zij aan dat bij een verspreiding van de grondwaterverontreiniging van onder de voormalige stortplaats naar de Keersop de waterkwaliteit van de beek kan verslechteren met alle gevolgen van dien voor de kwetsbare populatie van de beekprik in de Keersop. Dat is volgens hen in strijd met de Kaderrichtlijn water 2000/60/EG (KRW). Ook is volgens hen onduidelijk of sprake is van waarborging van de waterkwantiteit.



6.2
Verweerder heeft aangegeven dat hij in het bestreden besluit uitsluitend de gevolgen op de waterkwantiteit heeft beoordeeld en niet op de waterkwaliteit. Ten aanzien van de waterkwaliteit is volgens verweerder het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard het bevoegd gezag ingevolge het Besluit Lozen. In dat kader zou ook de toetsing aan de KRW moeten plaatsvinden.



6.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende heeft geborgd dat geen verslechtering plaatsvindt in het watersysteem vanwege een gewijzigde waterkwantiteit. In het bestreden besluit is namelijk bepaald dat het onttrokken water moet worden teruggebracht in vier bassins aan weerszijden van de Keersop. Verweerder hoefde de gevolgen voor de waterkwaliteit vanwege het terugbrengen van het water in de bassins niet te beoordelen. De vergunningplicht voor het onttrekken van grondwater vloeit voort uit artikel 6.5, onder c, van de Waterwet in samenhang met het verbod in artikel 3.10 van de Keur. Het terugbrengen van water in de infiltratiebassins is niet hetzelfde als infiltreren als bedoeld in artikel 6.5, onder c, van de Waterwet. Dat infiltreren is in artikel 1.1 eerste lid van de Waterwet gedefinieerd als het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater. Dat is hier niet aan de hand. Het is ook geen lozing als bedoeld in artikel 6.1 van de Waterwet. Voor het apart terugbrengen van het onttrokken grondwater in de infiltratiebassins is géén vergunning op grond van de Waterwet nodig. Verweerder heeft niet de bevoegdheid om het terugbrengen in de bodem te verbieden, ook al heeft hij dit terugbrengen verplicht gesteld met het oog op de waterkwantiteit. Dat hoefde verweerder ook niet te doen omdat de waterkwaliteit in dit verband wordt beschermd door het Besluit Lozen. Verweerder hoeft dus niet te onderzoeken of door het terugbrengen van het onttrokken grondwater in de infiltratiebassins negatieve effecten kunnen optreden in de Keersop in strijd met de KRW.



6.4
Hoeft verweerder dan helemaal niets te doen? De beleidsregel verplicht verweerder alleen tot een beoordeling van de gevolgen voor de waterkwantiteit. Verweerder is echter wel gehouden de effecten van de grondwateronttrekking op de watersystemen te onderzoeken teneinde vast te stellen of de grondwateronttrekking zich verhoudt met de doelstellingen in artikel 2.1 van de Waterwet. In dit verband ligt het wel op de weg van verweerder om te onderzoeken of verontreinigd grondwater afkomstig van de voormalige vuilstortplaats versneld zou kunnen worden afgevoerd in de Keersop, zoals eisers stellen. Dat heeft verweerder niet gedaan omdat verweerder er van uit is gegaan dat de voormalige stortplaats buiten het invloedsgebied van de grondwateronttrekking is gelegen.



6.5
Naar aanleiding van de getroffen voorlopige voorziening en naar aanleiding van een uitspraak over het beroep tegen het Natura 2000-beheerplan van 20 december 2018 (ECLI:NL:RBOBR:2018:6396) van deze rechtbank is meer kennis vergaard over de mogelijke verspreiding van verontreinigd grondwater van onder de voormalige stortplaats aan de Victoriedijk. De resultaten zijn verzameld en beschreven in de notitie van RHDHV van 20 maart 2020 (de Notitie). De Notitie RHDHV beschrijft wat bekend is over de voormalige vuilstort en wat de effecten van de maatregelen in relatie tot de voormalige vuilstort zouden kunnen zijn. Er zijn in september 2019 en januari 2020 aanvullende sonderingen uitgevoerd. Er is een grondwaterkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Het algemene beeld is dat de onderzijde van de voormalige stortplaats in het grondwater zou kunnen liggen. Aan de oostzijde van de voormalige stortplaats lijkt tot grotere diepte te zijn gestort dan elders. Uit peilbuizen geplaatst eind januari 2020 blijkt dat er sprake is van een lichte tot sterke beïnvloeding van de kwaliteit van het grondwater door de voormalige stortplaats aan de noordzijde. De gemeten waarden vormen geen bedreiging voor de omgeving al is in het ondiepe filter van een noordelijk gelegen peilbuis barium aangetroffen boven de interventiewaarde. Er is geen meting uitgevoerd in het diepe pakket in de peilbuis ten noordwesten van de voormalige stortplaats want die was kapot. De voormalige stortplaats ligt vrijwel op de waterscheiding tussen de Keersop en de Dommel. In de situatie voor uitvoering van de maatregelen ten behoeve van de aanleg van de N69 stroomt het grondwater afkomstig uit de voormalige stortplaats in de zomer deels naar het noordoosten, naar de Keersop. In deze periode kan het grondwater rechtstreeks in de Keersop uitstromen. In de winter stroomt al het grondwater naar de Dommel. Als gevolg van de vernatting van de Keersopperbeemden stijgt daar het grondwater, wordt minder grondwater afgevoerd en neemt de weerstand voor toestromend grondwater (vanuit de voormalige stortplaats toe). Daardoor gaat meer grondwater richting de Dommel stromen, vooral in de winter (wanneer de grondwatervoeding voor het habitattype “Beekbegeleidende bossen” essentieel is. Eutrofiërende stoffen in het grondwater vanuit de voormalige stortplaats buigen af naar het systeem van de Dommel maar het grondwater stroomt daar niet direct in uit. RHDHV had al in een eerdere notitie van 7 januari 2020 aangegeven dat grondwater eerst in het natte beekdal (’t Broek) bij de Dommel komt waar veel meer eutrofiërende stoffen terechtkomen door het agrarisch grondgebruik in dat gebied. De eutrofiërende stoffen vanuit de voormalige stortplaats gaan dus op in de achtergrondbelasting. Bovendien heeft de Dommel een hoge afvoer zodat door mengingen geen sprake kan zijn van effecten op de waterkwaliteit die zijn terug te voeren op grondwater afkomstig van de voormalige stortplaats. Tot slot acht RHDHV het uitgesloten dat door de beperkte grondwateronttrekking verontreinigd grondwater vanuit de voormalige stortplaats de bemalingsputten zal bereiken voor de beëindiging van de bemaling.



6.6
De rechtbank stelt vast dat verweerder er terecht van uit is gegaan dat door de beperkte grondwateronttrekking verontreinigd grondwater vanuit de voormalige stortplaats de bemalingsputten zal bereiken voor de beëindiging van de bemaling. De enkele stelling van eisers dat de stroombaanonderzoeken niet kloppen omdat in het model geen rekening is gehouden met de aanwezigheid van een complexe aardbreuk heeft verweerder weersproken en acht de rechtbank niet aannemelijk. Bovendien zal als gevolg van de uitvoering van de vernattingsmaatregelen in de Keersopperbeemden de grondwaterstroom gaan afbuigen in de richting van de Dommel en zijn geen negatieve effecten in de Keersop te verwachten. Nu de grondwateronttrekking er niet toe zal leiden dat verontreinigd grondwater van onder de voormalige stortplaats aan de Victoriedijk terechtkomt op de plek waar het bestreden besluit grondwateronttrekking mogelijk maakt, is de rechtbank van oordeel dat het niet op de weg van verweerder lag om de ernst en omvang van de grondwaterverontreiniging onder de voormalige stortplaats aan de Victoriedijk in kaart te brengen voordat het bestreden besluit werd genomen. De kritiek van eisers op de uitvoering van de onderzoeken naar de ernst en omvang van de grondwaterverontreiniging behoeft daarom dan ook geen verdere bespreking.

7. In deze uitspraak is buiten beschouwing gebleven of de normen waar de individuele eisers zich op beroepen strekken tot bescherming van de belangen van ieder van de eisers.

8. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.



Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond




Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J. Heijerman en mr. M.M. Kaajan, leden, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 19 oktober 2020.







griffier voorzitter


Afschrift verzonden aan partijen op:




Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Link naar deze uitspraak