Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBNHO:2014:13449 
 
Datum uitspraak:20-03-2014
Datum gepubliceerd:18-08-2017
Instantie:Rechtbank Noord-Holland
Zaaknummers:AWB 13/3836
Rechtsgebied:Belastingrecht
Indicatie:Wijze administreren maakt geen inzicht mogelijk n de aard van de verreden kilometers, daardoor is de kilometeradministratie ondeugdelijk en onbetrouwbaar. Dit betekent dat met het overleggen van deze administratie eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat de auto voor ten minste 90 procent is gebruikt voor het verrichten van taxivervoer.
Trefwoorden:bpm
naheffingsaanslag
Wetreferenties:Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 16
 
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 13/3836



Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2014 in het geding tussen



[X]
, wonende te [Z] , eiser,

en



de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam, verweerder.


13/3836


Procesverloop


Verweerder heeft met dagtekening 29 oktober 2012 aan eiser over het tijdvak 18 februari 2010 tot en met 17 februari 2012 een naheffingsaanslag belasting personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 12.186, alsmede bij beschikking een boete van € 6.093.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraak op bezwaar van 26 juli 2013 de bezwaren van eiser tegen deze beschikkingen gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd tot € 8.124 en de boete verminderd tot € 4.062.

Eiser heeft daartegen bij brief van 3 september 2013, op dezelfde dag ontvangen door de rechtbank, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2014.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door [A] . Namens verweerder zijn verschenen mr. R.A.A. van ’t Hoff, J. Hollander en V. Wakkerman.



Feiten

Eiser was in de periode hier van belang werkzaam als taxichauffeur. Eiser beschikte in die periode over een [AUTOMERK] met kenteken [KENTEKEN] (hierna: de auto). Eiser heeft gereden voor de vennootschap onder firma met de naam VOF [BEDRIJF] waarvan hij vennoot was. Eiser was kentekenhouder van de auto.

Op verzoek is aan eiser met toepassing van artikel 16, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) op 23 maart 2010 teruggaaf van BPM verleend omdat de auto was bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van taxivervoer.
Bij eiser is in 2012 een boekenonderzoek ingesteld. In het naar aanleiding van dit onderzoek uitgebrachte rapport van 6 september 2012 is onder andere vermeld:

“ (…)

4.1.2 Constatering


In de nacht van 20 februari 2011 is belastingplichtige gecontroleerd door de Belastingdienst te Utrecht. Tijdens deze controle zijn de volgende taxametergegevens genoteerd:

Aantal ritten 296;
Omzet € 6.970,80
Bezet 2.766 kilometers.

De rittenstaat van deze dienst vermeldt de volgende gegevens bij aanvang van de dienst:

Aantal ritten 389;
Omzet € 0;
Bezet 3.533 kilometers.

De taxameterstanden ten tijde van de waarneming ter plaatse te Utrecht zijn lager dan de genoteerde taxameterstanden bij het begin van de dienst.

(…)


4.3.1 Constatering


De CJIB verkeersovertredingen, zichtwaarnemingen, elektronische camerabeelden (ECB) en de ANPR waarnemingen zijn vergeleken met de administratie. Na vergelijking van deze momenten met de rittenstaten en haar kilometers heb ik verschillen geconstateerd. Er zijn 19 momenten getoetst waarvan er 3 niet terug gevonden zijn (15,78 %). Het betreft de volgende gebreken:

Op 26 september 2011 om 21.00 uur wordt de auto met het kenteken [KENTEKEN] geregistreerd door een ECB op de A4 ter hoogte van de Ruyghenhoek. Volgens de kilometeradministratie is op dit tijdstip de auto bij de RAI te Amsterdam aanwezig.

(…)

Op 22 oktober 2011 om 03.12 uur wordt de auto met kenteken [KENTEKEN] geregistreerd door een ECB op de A4 ter hoogte van de Ruyghenhoek. Volgens de kilometeradministratie van de rittenstaat 21 oktober 2011 is op dit tijdstip de auto onderweg tussen het Haarlemmerplein en de Haarlemmerweg te Amsterdam. (3 kilometer gereden).
Gezien de constatering is het nu onduidelijk of de juiste adressen en de juiste aard van de kilometers worden genoteerd.

(…)

Op 31 december 2011 om 04.52 uur wordt de auto met kenteken [KENTEKEN] geregistreerd door een ECB op de A4 ter hoogte van de Ruyghenhoek. Van dit moment is geen kilometeradministratie aanwezig. Op 31 december 2011 om 04.00 wordt de rittenstaat afgesloten met een kilometerstand van 143.866 en op 31 december 2011 om 16.00 wordt de dienst begonnen met een kilometerstand van 143.866. Volgens de weekstaat uit de werkmap was op het tijdstip van de ECB waarneming belastingplichtige aan het rusten.
Gezien de constatering is het nu onduidelijk of de juiste adressen en de juiste aard van de kolometers worden genoteerd.

(…)”

Op een door eiser overgelegde uitdraai van de taxameter van 17 februari 2012 04.13 uur staat – onder andere – het volgende vermeld:
“(…)
Kilometer registratie:
Bezet in vrij: 75671.3
1- In vrij: 75676.6
2- Bezet: 54558.2

Totaal (1+2): 130234.8
(…)”

Op een door eiser overgelegde taxi rittenstaat van 16 februari 2012 staat – onder andere – het volgende vermeld:
“(…)
Beginstand 151.320
(…)”

Op dit formulier heeft eiser met de hand bijgeschreven:
“ 151.320

130.234

21.252
Aanschaf auto 19.231
2.021”

Op basis van de bevindingen tijdens het boekenonderzoek heeft verweerder de onderhavige naheffingsaanslag en boete opgelegd.



Geschil en beoordeling

1. In geschil is of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd, meer in het bijzonder is in geschil of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de auto voor ten minste 90 procent voor het verrichten van taxivervoer is gebruikt.

2. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto voor tenminste 90 procent is gebruikt voor het verrichten van taxivervoer. Hij heeft een goede administratie gevoerd. Het is mogelijk dat hij een enkele vergissing heeft gemaakt bij het overschrijven van de taxametergegevens. Met verweerders verwijzing naar een paar onvolkomenheden in zijn administratie heeft verweerder niet bewezen dat zijn hele administratie niet deugt, aldus eiser.
Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. Bovendien is de boete ten onrechte opgelegd omdat hij niet met opzet of bewust ritten niet heeft vermeld in zijn administratie.

3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto voor tenminste 90 procent is gebruikt voor het verrichten van taxivervoer. Verweerder komt naar aanleiding van het boekenonderzoek tot de conclusie dat de door eiser gevoerde administratie geen betrouwbare grondslag vormt voor het aannemelijk maken van het gebruik van de auto als taxi op een zodanige wijze dat daardoor wordt voldaan aan de eisen die de Wet BPM stelt voor het verkrijgen van een teruggaaf in de zin van artikel 16 van die wet.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.


De naheffingsaanslag


4.1.
Artikel 16, eerste lid, van de Wet BPM (ten tijde hier van belang) bepaalt dat teruggaaf van belasting, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, op aanvraag wordt verleend voor personenauto’s die zijn bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer 2000.
Onder nagenoeg geheel moet worden verstaan voor ten minste 90 procent.



4.2.
In het tweede lid van artikel 16 Wet BPM is bepaald dat de teruggaaf wordt verleend aan degene op wiens naam het kenteken is gesteld.



4.3.
In het zesde lid van dat artikel, voor zover hier van belang, is bepaald dat indien in het eerste, tweede of derde jaar na het in het vierde lid bedoelde tijdstip niet langer aan de voorwaarden en beperkingen voor teruggaaf, bedoeld in het eerste lid wordt voldaan, wordt vanaf het moment dat hieraan niet langer wordt voldaan het teruggegeven bedrag voor de nog niet verstreken maanden van het desbetreffende jaar en de nog niet versteken hele jaren van deze driejaarsperiode naar tijdsevenredigheid als belasting verschuldigd.

5. Gelet op de tekst van de Wet BPM rust op eiser de last om aannemelijk te maken dat de auto voor ten minste 90 procent is gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer.

6. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarin niet is geslaagd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

7 Eiser heeft zijn kilometeradministratie gevoerd op basis van de door hem ingevulde rittenkaarten waarop de omzet van de diverse tijdens een dienst verreden bezette ritten is vermeld. De rittenkaarten zijn ingevuld aan de hand van de aanwezige taxameter, die steeds na afloop van de dienst handmatig op nul werd gezet. Blijkens de zich in het dossier bevindende rittenkaarten was de op die kaarten ingevulde beginstand van een dienst gelijk aan de eindstand van de vorige dienst. Op de kaart werd het totaal van de per dienst verreden kilometers opgeteld bij de beginstand, wat vervolgens weer resulteerde in de eindstand van de dienst, tevens beginstand voor de volgende dienst. Een dergelijke wijze van administreren aan de hand van een geijkte taxameter is in beginsel voor het ter zake van het gebruik als taxi te leveren bewijs aanvaardbaar indien de aldus verreden en op de rittenkaarten genoteerde kilometers aansluiten op de stand van de in de auto aanwezige kilometerteller en de totaalstand van de taxameter en voorts deze kilometertellerstand objectief controleerbaar is door aansluiting op door derden, zoals garagebedrijven en controleambtenaren, vastgelegde kilometertellerstanden. Tevens moet inzichtelijk worden gemaakt welke ritten bezet, onbezet zakelijk en privé zijn gereden.

8. Uit het boekenonderzoek blijkt dat eiser alleen de ritten bezet heeft geadministreerd. Tijdens een waarneming ter plaatse op 20 februari 2011 is geconstateerd dat de door de taxameter geregistreerde cumulatieve gegevens met betrekking tot het aantal verreden ritten, de behaalde omzet en de bezette kilometers fors lager zijn dan de op de rittenstaat vermelde cumulatieve gegevens. Tot 14 april 2011 zijn de rittenstaten onvolledig ingevuld. De onbeladen kilometers, overige zakelijk en privé zijn niet apart ingevuld. Ook ontbreken vaak de gecumuleerde gegevens van kilometerstanden, ritten en omzetbedragen. Voorts is de auto drie maal gesignaleerd terwijl de auto zich volgens de kilometeradministratie op een andere plaats zou bevinden.
Omdat door deze wijze van administreren geen inzicht mogelijk is in de aard van de verreden kilometers moet worden geoordeeld dat de kilometeradministratie ondeugdelijk en onbetrouwbaar is. Dit betekent dat met het overleggen van deze administratie eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat de auto voor ten minste 90 procent is gebruikt voor het verrichten van taxivervoer. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat verweerder de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd.
Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij zich wellicht een enkele keer heeft vergist met het overnemen van de gegevens van de taxameter. De rechtbank overweegt dat deze stelling eiser niet kan baten omdat de in het boekenonderzoek geconstateerde verschillen dermate groot zijn dat die niet zijn te verklaren door enkele vergissingen. Daar komt nog bij dat uit een uitdraai van de taxameter blijkt dat nagenoeg 60% van de verreden kilometers onbezet is verreden. Zodat ook deze gecumuleerde gegevens geen aanleiding vormen om tot het oordeel te komen dat de auto voor ten minste 90% voor het verricht van taxivervoer is gebruikt.


De boete

9. Wat de vergrijpboete betreft overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank acht bij eiser voorwaardelijke schuld aanwezig omdat hij door na te laten een voldoende inzichtelijke administratie te voeren het risico op de koop toe heeft genomen dat deze niet kon dienen tot het vereiste bewijs om aannemelijk te maken dat de auto voor tenminste 90 procent is gebruikt voor het verrichten van taxivervoer. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser niet heeft weersproken dat hij in 2009 een brief met de titel “Handreiking fiscale verplichtingen taxiondernemingen juni 2009” met een model-rittenstaat heeft ontvangen. Uit deze brief blijkt duidelijk aan welke eisen de rittenstaat moet voldoen. De rechtbank acht de opgelegde boete van 50 procent onder de gegeven omstandigheden passend en geboden.
10. Bij deze uitkomst van de procedure ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.




Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, rechter, in tegenwoordigheid van
E. Hoekman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2014.






Afschrift verzonden aan partijen op:


De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.




Rechtsmiddel


Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te [Z] (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH [Z] .



Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:


1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;


b. een dagtekening;


c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;


d. de gronden van het hoger beroep.
Link naar deze uitspraak