Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBZWB:2022:6799 
 
Datum uitspraak:15-11-2022
Datum gepubliceerd:09-12-2022
Instantie:Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Zaaknummers:21/4353
Rechtsgebied:Belastingrecht
Indicatie:parkeerbelasting; PKV; terecht uitgegaan van wegingsfactor licht; ten onrechte geen punt toegekend voor hoorgesprek
Trefwoorden:belastingrecht
naheffingsaanslag
wettelijke rente
 
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 21/4353


Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2022 in zaak tussen




[belanghebbende]
, uit [woonplaats] , belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en


de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.





1Inleiding


1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 13 september 2021.



1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigd. Aan belanghebbende is een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend van € 132,50.



1.3.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.



1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende. Namens de heffingsambtenaar is zonder voorafgaand bericht niemand verschenen.





2Feiten


2.1.
Belanghebbende heeft op 1 juli 2021 een auto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) geparkeerd aan de [adres 1] . Tijdens een controle omstreeks 10:21 uur is door middel van een scanauto geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan. Naar aanleiding van deze constatering is aan belanghebbende op 15 juli 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. De nageheven belasting bedraagt € 2,30 verhoogd met een bedrag van € 64,50 vanwege gemaakte kosten.



2.2.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. Op 9 september 2021 heeft een (telefonische) hoorzitting plaatsgevonden.



2.3.
Belanghebbende heeft vanaf 1 juli 2021 voor de auto een "bewoner jaarvergunning huishouden voor de wijk [adres 2] .".



2.4.
De heffingsambtenaar heeft in de uitspraak op bezwaar vermeld dat voornoemde vergunning administratief is verwerkt op 1 juli 2021 om 11:02 uur en de controle door de scanauto heeft plaatsgevonden op 1 juli 2021 om 10:21 uur. Bij het opleggen van de naheffingsaanslag parkeerbelasting is om die reden met de vergunning van belanghebbende geen rekening gehouden. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. Voor de toegekende kostenvergoeding voor de bezwaarfase van € 132,50 is de heffingsambtenaar uitgegaan van één proceshandeling, namelijk het indienen van het bezwaarschrift en een wegingsfactor "licht" (1 punt met een waarde per punt van € 265 x 0,5).





3Beoordeling door de rechtbank


3.1.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat voor de bezwaarfase ten onrechte is uitgegaan van één proceshandeling en dat voor de hoorzitting ook een punt had moeten worden toegekend. De rechtbank ziet geen aanleiding partijen hierin niet te volgen en oordeelt dienovereenkomstig. Het beroep is om die reden gegrond.



3.2.
De rechtbank beoordeelt verder of de heffingsambtenaar terecht is uitgegaan van een wegingsfactor “licht” (0,5).


Is de heffingsambtenaar terecht uitgegaan van een wegingsfactor “licht” (0,5)?



3.3.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij niet begrijpt waarom de heffingsambtenaar onder verwijzing naar de ‘Beleidsregels vergoeding kosten voorprocedures Belastingsamenwerking West-Brabant’ voor de wegingsfactor is uitgegaan van een kwalificatie “licht” (0,5) en niet “gemiddeld” (1). De heffingsambtenaar heeft de door hem toegepaste wegingsfactor onvoldoende gemotiveerd.



3.4.
De heffingsambtenaar stelt dat belanghebbende standaard gronden in zijn bezwaarschrift heeft aangevoerd en slechts één grief standhoudt en nader is gemotiveerd. De ‘Beleidsregels vergoeding kosten voorprocedures Belastingsamenwerking West-Brabant’ zijn juist toegepast en er is terecht uitgegaan van een wegingsfactor “licht” (0,5). De toegepaste wegingsfactor is, hoewel summier, voldoende gemotiveerd.



3.5.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard, het belang, de complexiteit en omvang van de zaak in de onderhavige zaak sprake is van een lichte zaak. De zaak ging in bezwaar over een naheffingsaanslag parkeerbelasting en in beroep over proceskosten. Namens belanghebbende is verder een standaard bezwaarschrift ingediend zonder dat daarin de feiten worden geconcretiseerd. De door de gemachtigde van belanghebbende verrichte werkzaamheden kennen naar het oordeel van de rechtbank een lichte bewerkelijkheid. De rechtbank ziet geen aanleiding om uit te gaan van een hogere wegingsfactor en stelt de wegingsfactor voor zowel de bezwaar- als de beroepsprocedure vast op "licht" (0,5). De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de uitspraak van de heffingsambtenaar op grond van een motiveringsgebrek te vernietigen. In de uitspraak op bezwaar is een toereikende motivering gegeven.





4Conclusie en gevolgen


4.1.
Het beroep is gegrond, omdat voor de kostenvergoeding voor de bezwaarfase ten onrechte is uitgegaan van één proceshandeling en voor de hoorzitting geen punt is toegekend.



4.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen.



4.3.
De vergoeding voor proceskosten is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht en conform hetgeen hiervoor is overwogen als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 269. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 759. Belanghebbende krijgt voor de bezwaarfase één extra punt voor de hoorzitting. De gemachtigde heeft daarnaast een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Uitgaande van een wegingsfactor "licht" (0,5) voor zowel de bezwaar- als de beroepsprocedure bedraagt de vergoeding in totaal € 893,50.



4.4.
Conform zijn verzoek heeft belanghebbende recht op een vergoeding van wettelijke rente indien de proceskosten en het griffierecht in beroep niet aan belanghebbende wordt uitbetaald binnen vier weken na de datum van deze uitspraak.





5Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover bij de kostenvergoeding voor de bezwaarfase geen punt is toegekend voor de hoorzitting;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 893,50 aan proceskosten aan belanghebbende;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 49 aan hem vergoedt.


Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier, op 15 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.













griffier


rechter






Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:


Informatie over het hoger beroep


Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.




Vgl. Gerechtshof Den Haag 11 november 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2131, Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 11 november 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315, Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10307.


Vgl. HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2358.
Link naar deze uitspraak