Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBNHO:2022:7873 
 
Datum uitspraak:06-09-2022
Datum gepubliceerd:03-10-2022
Instantie:Rechtbank Noord-Holland
Zaaknummers:21_2722
Rechtsgebied:Socialezekerheidsrecht
Indicatie:Naast WIA-uitkering op geld waardeerbare arbeid
Trefwoorden:uitkering
vrijwilligers
 
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 21/2722

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en


de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. Roos).





Procesverloop en totstandkoming van het bestreden besluit

Voorafgaand aan de primaire besluiten heeft een handhavingsonderzoek plaatsgevonden bestaande uit onder andere waarnemingen en werkplekcontrole. Het resultaat hiervan is neergelegd in een rapport gedateerd 4 december 2020. Daarnaast is een Onderzoeksrapport Themaonderzoek opgesteld gedateerd 7 januari 2021. Van het gesprek met eiser op 15 december 2020 is een gespreksverslag vastgesteld.

Verweerder heeft vier afzonderlijke besluiten (de primaire besluiten) genomen, gedateerd 22 februari 2021. Verweerder heeft beslist dat eiser niet de juiste informatie heeft gegeven die van belang is voor het vaststellen van de WIA-uitkering. Op grond daarvan zijn de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en de toeslag op grond van de Toeslagwet (TW) over de periode 1 juli 2014 tot en met 31 december 2020 herzien. Eiser dient het teveel ontvangen bedrag van € 25.084,86 terug te betalen en verder is aan eiser een boete opgelegd van € 40,00.

In het besluit van 10 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 25 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is in persoon verschenen. Tevens is verschenen [naam 1] die als tolk fungeert. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.





Standpunt eiser

1. Kort gezegd stelt eiser in beroep dat zijn verklaring, zoals hij deze heeft afgelegd op 15 december 2020, niet meegewogen had mogen worden: eiser beheerst de Nederlandse taal niet goed, bij het gesprek was ook geen tolk aanwezig en bepaalde zaken die in het gespreksverslag staan kloppen niet. Eiser betwist dat hij zou hebben gewerkt in [bedrijf] . Eiser heeft ter zitting toegelicht dat hij de Jongerenvereniging [naam 2] h.o.d.n. [bedrijf] in 2013 heeft opgericht en dat hij hiervan de voorzitter is, zoals ook in het uittrekstel van de Kamer van Koophandel (KvK) staat vermeld. Het is een jongerenvereniging. Aanvankelijk had de vereniging geen inkomen en daaruit is de supermarkt ontstaan. Hij werkte daar als vrijwilliger en als voorzitter was hij als eerste het aanspreekpunt.



De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank overweegt als volgt.


Beheersing van de Nederlandse taal


2. Uit de gedingstukken blijkt dat eiser in zijn aanvraag om een WIA-uitkering op 5 oktober 2009 heeft vermeld dat hij een opleiding/cursus Taal en Administratie heeft gevolgd. In het rapport van de arbeidsdeskundige van 16 december 2009 staat vermeld “taalvaardigheid Nederlands is redelijk” en eiser heeft in de Nederlandse taal een gesprek gehad met de arbeidsdeskundige. Ook in het rapport van de arbeidsdeskundige van 2 maart 2020 wordt vermeld dat het Nederlands van eiser redelijk is. Aan eiser is het gespreksverslag van 15 december 2020 toegestuurd en in het emailbericht van 23 december 2020 van eiser staat dat hij het verslag heeft gelezen. Een opmerking over de inhoud van het verslag, zoals eiser nu in beroep aangeeft, wordt niet gegeven.
Gelet hierop kan niet staande worden gehouden dat eiser de Nederlandse taal niet machtig is en de inhoud van het gespreksverslag niet begreep. Eiser heeft evenmin gebruik gemaakt van de gelegenheid om na ontvangst van het gespreksverslag nog wijzigingen of aanvullingen door te geven. De stelling van eiser dat verweerder het gespreksverslag niet aan de besluitvorming ten grondslag mocht leggen wegens een gebrekkig beheersing van de Nederlandse taal treft dan ook geen doel.


Werkzaamheden in [bedrijf]


3. Voor de beantwoording van de vraag of de werkzaamheden van eiser in [bedrijf] als op geld waardeerbare activiteiten kunnen worden aangemerkt, geldt het volgende. Van belang voor de beantwoording van die vraag zijn de aard van de activiteiten en de omgeving waarbinnen die activiteiten worden verricht. Voor de rechtbank is volstrekt duidelijk dat eiser als feitelijk leidinggever een commerciële supermarkt heeft gerund en dus op geld waardeerbare arbeid heeft verricht. Dat dit op naam van Jongerenvereniging [naam 2] is gedaan maakt dat niet anders, nu het gaat om wat feitelijk heeft plaatsgevonden en niet om wat op papier is gezet. Dat eiser heeft gewerkt blijkt onder meer uit zijn verklaring afgelegd bij de Belastingdienst in 2019, uit de werkplekcontroles op 11 september 2020 en de daarbij gevoerde gesprekken met de medewerkers en eiser, uit de waarnemingen in de periode van 29 september tot en met 28 november 2020 en tenslotte uit zijn verklaring afgelegd op 15 december 2020.

4. Op 2 april 2019 heeft de Belastingdienst gesproken met eiser. Hieruit blijkt dat hij vrijwel dagelijks in de winkel aanwezig was en ook werkzaamheden verrichtte. Hij regelde de inzet en planning van vrijwilligers, de inkoop van de winkelvoorraad die vooraf werd besteld en die door eiser of [naam 3] (nader: [naam 3] ) worden opgehaald. Het kasgeld wordt dagelijks na afloop van de dag door eiser, [naam 3] of een vrijwilliger geteld en afgesloten. Eiser nam het kasgeld mee naar huis en de volgende dag werden hiervan de contante inkopen door eiser betaald. Eiser was verantwoordelijk voor de dagelijkse administratie en bracht deze eenmaal per kwartaal naar de adviseur. Alle informatiebrieven werden naar eiser gestuurd, die hij zelf beantwoordde. Ook telefoongesprekken werden met eiser gevoerd. Eiser heeft de op 2 april 2019 afgelegde verklaring inhoudelijk bevestigd in zijn verklaring van 15 december 2020.

5. Op 11 september 2020 vond een werkplekcontrole plaats bij [bedrijf] , waar eiser werkend werd aangetroffen. Bij de werkplekcontrole verklaarde eiser dat hij in de ochtend rond 9 uur / half 10 komt en de inkooplijsten controleert. Aan het eind van de dag helpt hij met de kassa afsluiten. Hij is de contactpersoon van de leverancier.


Op geld waardeerbare arbeid over de periode 1 juli 2014 tot 2 april 2019


6. Uit de in het dossier bevindende stukken blijkt dat de werkzaamheden van eiser ook hebben plaatsgevonden in de periode van 1 juli 2014 tot 2 april. Eiser heeft aangevoerd dat dit niet het geval zou zijn en dat een uittreksel uit het register van de KvK daarvoor het enige bewijs zou zijn, maar daar gaat de rechtbank niet in mee.

7. Uit het uittreksel uit het register van de KvK blijkt dat sprake is van detailhandel in diverse voedingsproducten en etenswaren. Naast eiser als voorzitter is er één bestuurder, [naam 3] . Er zijn blijkens het uittreksel geen werkzame personen.

8. Op 15 december 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden met eiser. Eiser heeft in dat gesprek verklaard dat er niets is veranderd aan zijn werkzaamheden als voorzitter tussen 2014 en heden.


Op geld waardeerbare arbeid over de periode 3 april 2019 tot en met 31 december 2020


9. Tijdens deze werkplekcontrole is gesproken met medewerkers van de supermarkt. De heer [naam 4] verklaarde dat eiser zijn werkgever is, alle dagen in de supermarkt werkt, de baas is, hem betaalt en hem ook heeft aangenomen. [naam 3] verklaarde dat ze bij de supermarkt samen met eiser en anderen de spullen uitladen. De heer [naam 5] bespreekt met eiser wat hij moet doen als vrijwilliger.

10. Verder vond over de periode 29 september 2020 tot en met 29 november 2020 waarnemingen plaats bij de woning van eiser en bij [bedrijf] . Eiser werd meerdere malen werkend aangetroffen in de supermarkt.






Conclusie

11. Voorgaande betekent dat de beroepsgronden niet slagen. Over de hoogte van het terugvorderingsbedrag en de bestuurlijke boete heeft eiser geen beroepsgronden ingediend. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding deze te bespreken.

12. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht de WIA-uitkering en de toeslag van eiser over de periode 1 juli 2014 tot en met 31 december 2020 heeft herzien en op goede gronden een bedrag van € 25.084,86 aan onverschuldigd betaalde WIA-uitkering van eiser terugvordert.

13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.



Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar 6 september 2022.













Griffier


rechter







Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:




Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.


ECLI:NL:CRVB:2019:474
Link naar deze uitspraak