Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBROT:2023:4144 
 
Datum uitspraak:26-01-2023
Datum gepubliceerd:01-06-2023
Instantie:Rechtbank Rotterdam
Zaaknummers:C/10/648408 / KG ZA 22-99 C/10/648408 / KG ZA 22-99
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Kort geding- partijen vorderen over en weer ex artikel 843a Rv inzage/afgifte van bescheiden. Vorderingen afgewezen nu partijen de stukken of al aan elkaar hadden overgelegd of niet voorhanden zijn.
Trefwoorden:bijstandsuitkering
levensonderhoud
wettelijke rente
 
Uitspraak
vonnis


RECHTBANK ROTTERDAM



Team handel en haven



zaaknummer / rolnummer: C/10/648408 / KG ZA 22-994




Vonnis in kort geding van 26 januari 2023




in de zaak van




[eiseres01]

,


wonende te [woonplaats01] ,


eiseres in conventie,


verweerster in reconventie,


advocaat mr. H. Loonstein te Amsterdam,



tegen




[gedaagde01]

,


wonende te [woonplaats02] ,


gedaagde in conventie,


eiser in reconventie,


advocaat mr. M.J.A. van der Burg te Ridderkerk.




Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.







1

De procedure



1.1.


Het verloop van de procedure blijkt uit:




de dagvaarding van 3 januari 2023, met producties;




de conclusie van antwoord tevens eis en voorwaardelijke eis in reconventie van 11 januari 2023, met producties;




de mondelinge behandeling gehouden op 12 januari 2023;




de spreekaantekeningen van mr. Loonstein.







1.2.


Vonnis is bepaald op heden.








2

De feiten



2.1.


Partijen zijn op 17 mei 2013 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn drie minderjarige kinderen geboren. Partijen zijn feitelijk uit elkaar en er is een echtscheidingsprocedure aanhangig bij deze rechtbank.





2.2.


In de echtscheidingsprocedure zijn diverse stukken over en weer ingediend, alsook diverse nevenverzoeken gedaan. De kern van het geschil is de verdeling van de gemeenschap, de verzoeken aangaande de kinderen en de partner- en ouderbijdrage.




2.3.


Tussen de advocaten is uitvoerig gecorrespondeerd over het over en weer overleggen van stukken, waarbij ieder der partij stelt niet over alle voor hen benodigde stukken te beschikken.





2.4.


De mondelinge behandeling in de echtscheidingsprocedure vindt plaats op 24 maart 2023.








3

Het geschil in conventie




3.1.


De vrouw vordert om de man bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:




om over te gaan tot afgifte aan de advocaat van de vrouw van de in het lichaam van de dagvaarding aangeduide bescheiden, in het bijzonder de bescheiden omschreven in sub 3.2 van deze dagvaarding, dan wel kopieën daarvan, dit alles binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de man hier niet of niet volledig aan voldoet, met een maximum van € 50.000,00;




kosten rechtens.







3.2.


De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat de man in de echtscheidingsprocedure stelt dat hij geen inkomen heeft en daardoor geen bijdrage kan leveren in de opvoeding en verzorging van de kinderen. De opgevraagde bescheiden zijn noodzakelijk om een volledig beeld te vormen van de gemeenschap die tussen partijen verdeeld moet worden en om duidelijkheid te krijgen over het inkomen van de man. Bovendien heeft de vrouw belang bij de gevraagde stukken omdat zij deze nodig heeft om zich voldoende te kunnen verweren tegen de verzoeken van de man in de echtscheidingsprocedure en haar eigen verzoeken nader te kunnen onderbouwen.





3.3.


Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.








4

Het geschil in reconventie




4.1.


De man vordert in reconventie om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw te veroordelen in alle kosten van deze procedure, waaronder het griffierecht en de kosten van de advocaat van minimaal € 3.500,00 exclusief BTW en nakosten, een en ander te voldoen binnen 48 uur na dagtekening van dit vonnis, en voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening alsmede bij gebreke van betaling van genoemd bedrag de vrouw te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte daarvan voor elke dag dat de vrouw de verplichtingen als neergelegd in het vonnis niet binnen de gestelde termijn nakomt.





4.2.


De man vordert in voorwaardelijke reconventie om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw te veroordelen om de stukken zoals genoemd in de dagvaarding binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan de man te doen toekomen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan waarin de vrouw niet of niet volledig voldoet aan haar verplichtingen voortvloeiend uit dit vonnis, met een maximum van € 50.000,00.




4.3.


De man stelt dat de vrouw onvoldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering omdat de mondelinge behandeling van de echtscheidingsprocedure plaatsvindt op 24 maart 2023 en volgens het procesreglement de stukken pas uiterlijk tien dagen voor de zitting moeten worden toegezonden. Bovendien beschikt de vrouw reeds over een groot aantal van de door haar gevorderde stukken en is een vordering tot overleggen van stukken declaratoir van aard. Nu de vrouw onnodig een procedure aanhangig heeft gemaakt en misbruik maakt van haar procesrecht dient de vrouw in de werkelijk door de man gemaakte advocaatkosten te worden veroordeeld.





4.4.


Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.








5

De beoordeling in conventie en in reconventie



5.1.


De vorderingen in conventie en reconventie hangen onderling samen en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.





5.2.


Artikel 254 Rv bepaalt dat de voorzieningenrechter in spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd is om deze te geven. Van een spoedeisende zaak in vorenbedoelde zin is sprake als van de eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure afwacht. Met de stelling van partijen dat zij de gevraagde stukken nodig hebben om zich te kunnen voorbereiden op c.q. verweren in de echtscheidingsprocedure die gepland staat op 24 maart 2023 is voldaan aan het voor deze procedure in conventie en in reconventie vereiste spoedeisend belang.





5.3.


Artikel 843a lid 1 Rv kent een regeling inzake de plicht tot overlegging van bewijsstukken. Dit artikellid verbindt aan de toewijsbaarheid van de daar bedoelde vordering drie cumulatieve voorwaarden: (i) degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig belang te hebben en, (ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is. Het vierde lid bepaalt dat degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet gehouden is aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.





5.4.


Partijen vorderen in deze procedure gegevens die zij willen aanwenden in de echtscheidingsprocedure die thans tussen partijen aanhangig is. Daarmee wordt aan de onder 5.3 bedoelde voorwaarden voldaan. Voor zover partijen ook in die procedure over mogelijkheden beschikken om tot verkrijging van de verlangde informatie te komen, neemt dit de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in de onderhavige procedure om een beslissing te nemen op grond van artikel 843a Rv niet weg (HR 8 februari 2013 ECLI:NL:HR:2013:BY6111).





5.5.


De vrouw vordert de volgende stukken van de man te ontvangen:




de brief van de Belastingdienst, waarin wordt goedgekeurd dat de man zichzelf geen DGA-salaris dient uit te keren;




de specificaties van de rekening-courantschuld van [bedrijf01] B.V.;




de jaarrekeningen en bankrekeningspecificaties van [bedrijf01] B.V. vanaf 2020;




e jaarrekeningen en bankrekeningenspecificaties van [bedrijf02] B.V. vanaf 2020;




en overzicht en transactiehistorie van de bankrekening vanaf 2020 van de man bij Bunq;




een overzicht en transactiehistorie van de bankrekening vanaf 2020 van de man bij ING.







5.6.


De voorzieningenrechter oordeelt over de diverse (deel)vorderingen als volgt:




Vordering a)






5.7.


De vrouw stelt dat de man als DGA van [bedrijf01] B.V. een salaris van tenminste


€ 48.000,00 dient te ontvangen en dat de man, als dat niet zo is, daarvoor toestemming dient te verkrijgen van de Belastingdienst. De man stelt dat er geen inkomen is om uit te keren. Toch is aan de Belastingdienst een brief gestuurd door de man met het verzoek te worden ontheven van de verplichting tot uitbetaling van een bedrag van € 48.000,00 aan salaris. De man heeft hierop geen reactie ontvangen van de Belastingdienst en navraag heeft geleerd dat de Belastingdienst dergelijke verzoeken als kennisgeving aanneemt en niet beantwoordt. Nu de man niet beschikt over de gevraagde brief, kan hij deze ook niet aan de vrouw verstrekken. De vordering wordt daarom afgewezen.




Vordering b)






5.8.


De man heeft ter zitting gesteld dat de vrouw deze stukken reeds heeft. Mr. Van der Burg heeft daar nog aan toegevoegd dat de stukken bij de boekhouder zijn opgevraagd en dat zij daar nog wat vragen over heeft. Desondanks heeft de man toegezegd de stukken nogmaals aan de vrouw te verstrekken. Een beslissing op dit onderdeel is daarom niet meer nodig.




Vordering c)






5.9.


Met betrekking tot de jaarrekeningen en de bankrekeningspecificaties van [bedrijf01] B.V. vanaf 2020 stelt de man dat de jaarrekening 2021 al is verstrekt en dat daarin ook de gegevens over 2020 zijn opgenomen. Ter zitting is gebleken dat aan de vrouw slechts de concept jaarrekening over 2021 is verstrekt. De man heeft toegezegd de definitieve jaarrekening over 2021 aan de vrouw te verstrekken, alsmede de BTW aangiften over 2022 en de bankrekeningspecificaties vanaf 2020. Een beslissing op dit onderdeel is daarom niet meer nodig.




Vordering d)






5.10.


De vrouw stelt dat zij belang heeft bij de afgifte van de jaarrekeningen en bankrekeningenspecificaties van [bedrijf02] B.V. vanaf 2020 omdat de man bestuurder is van deze B.V. en in dat kader inkomen moet ontvangen. Het is tevens van belang om te weten of de man aandelen bezit die verdeeld moeten worden. De man heeft ter zitting onbetwist gesteld dat de onderneming reeds in 2019 haar activiteiten heeft gestaakt en dat er sindsdien geen acitviteiten meer plaatsvinden in deze B.V. De man heeft daarnaast gesteld dat hij bericht van de Kamer van Koophandel heeft ontvangen dat de onderneming is opgeheven. Nu de waarde van [bedrijf02] B.V. ook kan worden opgemaakt uit de jaarrekening 2021 van [bedrijf01] B.V. (die 100% aandeelhouder is van [bedrijf02] B.V.) is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vrouw onvoldoende belang heeft bij deze vordering. De vordering wordt daarom afgewezen.




Vordering e) en f)






5.11.


Met betrekking tot de vordering tot afgifte van een overzicht en transactiehistorie van de bankrekeningen vanaf 2020 van de man bij Bunq en ING stelt de vrouw dat dit noodzakelijk is om vast te stellen wat de ‘cash-flow’ van partijen was ten tijde van het huwelijk. Vaststaat dat beide rekeningen gezamenlijke rekeningen betreffen. Met betrekking tot de rekening bij Bunq is gebleken dat de vrouw de rekening zelf heeft gesloten, wat impliceert dat zij ook toegang heeft (gehad) tot die rekening en de transactiehistorie. Waarom de vrouw de gezamenlijke rekening bij de ING niet kan raadplagen is onvoldoende duidelijk geworden. De voorzieningenrechter acht een voorziening op dit onderdeel onder de gegeven omstandigheden reden niet nodig. De vorderingen worden afgewezen.





5.12.


De man vordert de volgende stukken van de vrouw te ontvangen:


stukken waaruit blijkt dat alleen de vrouw de eigenaar zou zijn van de bij haar in gebruik zijnde auto van het merk Volkswagen, type Touran met kenteken [kenteken01] ;


afschriften en specificaties over de periode van datum huwelijk tot 1 januari 2022 van de bij de vrouw in gebruik zijnde dan wel door haar opgeheven bankrekening bij ABN AMRO Bank en de Leumi Bank in Israël;


salarisspecificaties van de vrouw over juni 2022 alsmede augustus tot en met december 2022 en haar jaaropgaaf over 2022 (voor zover beschikbaar);


alle stukken waaruit blijkt wat de vrouw tot op heden heeft ondernomen om zelf in haar kosten van levensonderhoud te voorzien;


de door de vrouw opgestelde inboedellijst met waarden.





5.13.


De voorzieningenrechter oordeelt over de diverse (deel)vorderingen als volgt:




Vordering g)






5.14.


De vrouw heeft verklaard dat partijen in 2018 een betaling van haar ouders hebben ontvangen op hun gezamenlijke rekening bij ING en dat een dag later de auto voor dit bedrag is aangekocht bij Autohuis Gelderland. De vrouw heeft ter zitting de desbetreffende stukken aan de man overgelegd, waardoor een beslissing op dit onderdeel niet meer nodig is.




Vordering h)






5.15.


De vrouw heeft onbetwist gesteld dat de rekening in Israël reeds met goedvinden van de man is gesloten, waardoor zij thans geen stukken meer van kan verstrekken van die rekening. Nu de man niet duidelijk maakt welk concreet belang hij heeft met verkrijging van deze stukken wordt de vordering reeds hierom afgewezen.




Vordering i)






5.16.


Ter zitting heeft de vrouw haar salarisspecificaties over de maanden februari tot en met juni 2022 en augustus tot en met december 2022 overgelegd. Een beslissing op dit onderdeel is dus niet meer nodig.






Vordering j)






5.17.


De man stelt dat de vrouw van haar inkomen niet rond kan komen zodat hij belang heeft bij afgifte van stukken waaruit blijkt wat de vrouw tot op heden heeft ondernomen om zelf in haar kosten van levensonderhoud te voorzien. De vrouw heeft ter zitting gesteld dat zij een aanvullende bijstandsuitkering ontvangt. De specificaties van deze bijstandsuitkering van de maand juni 2022 zijn door haar aan de man verstrekt. De vrouw heeft ter zitting toegezegd de specificaties over de overige maanden alsnog te zullen verstrekken. De vrouw heeft voorts ter zitting gesteld dat zij drie keer per week Nederlandse les krijgt en wekelijks solliciteert via een site van de gemeente Rotterdam, maar dat zij hier geen bescheiden van heeft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw hiermee voldoende aan de vordering heeft voldaan, zodat een beslissing op dit onderdeel niet meer nodig is.




Vordering k)






5.18.


De man vordert tenslotte de door de vrouw opgestelde inboedellijst met waarden. De vrouw stelt op dit punt dat de man de inboedellijst zelf in de procedure heeft ingebracht en daarin een opgave van waarden van de goederen heeft gevoegd. De vrouw is het niet eens met de waarde van de goederen en heeft integraal op de lijst gereageerd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de discussie over de waarde van de goederen buiten de kaders van dit kort geding dient plaats te vinden en in de bodemprocedure aan de orde zal komen. De vordering wordt daarom afgewezen.





5.19.


Slotsom is dat de vorderingen in conventie en in reconventie volledig worden afgewezen. In de omstandigheid dat partijen (nog) met elkaar gehuwd zijn, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.








6

De beslissing


De voorzieningenrechter:




in conventie en in reconventie




6.1.


wijst de vorderingen af,





6.2.


compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.



Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken door mr. N. Doorduijn op 26 januari 2023.2180/676
Link naar deze uitspraak