Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBZWB:2022:3319 
 
Datum uitspraak:17-06-2022
Datum gepubliceerd:23-06-2022
Instantie:Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Zaaknummers:AWB- 20_8135
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:WIA
Trefwoorden:tuinbouw
uitkering
 
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 20/8135 WIA

uitspraak van 17 juni 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen



[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,
gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink,

en


de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV; kantoor Heerlen), verweerder.




Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 20 juli 2020 (bestreden besluit I) van het UWV over de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 4 augustus 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen aan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nadere toelichting op de geselecteerde functies te vragen.

Het UWV heeft op 20 augustus 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar (bestreden besluit II) genomen en eiser per 13 oktober 2019 een WIA-uitkering toegekend.

Bij brief van 14 september 2021 heeft eiser daarop gereageerd en heeft hij aangeven dat hij het met het gewijzigde besluit niet eens is.

Vervolgens hebben partijen over en weer op elkaars standpunten gereageerd.

Geen van beide partijen heeft binnen de gestelde termijn te kennen gegeven dat zij een nadere zitting wensen. De rechtbank heeft daarom met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de rechtbank op 14 maart 2022 het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.



Overwegingen
1. Feiten
Eiser is werkzaam geweest als plafond- en wandenmonteur. Voor dat werk is hij uitgevallen vanwege een bedrijfsongeval op 30 oktober 2017. Eiser is gedurende 104 weken arbeidsongeschikt gebleven.

Bij besluit van 7 oktober 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 13 oktober 2019 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Op 1 juli 2020 heeft de (telefonische) hoorzitting plaatsgevonden.

Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Bij het gewijzigde besluit op bezwaar heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid per 13 oktober 2019 vastgesteld op 36,40 % en eiser een WIA-uitkering toegekend per 13 oktober 2019.

Omdat het gewijzigde besluit niet volledig aan eisers bezwaren toekomt zal de rechtbank dit besluit, met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bij de beoordeling betrekken.

In het verweerschrift van 10 november 2021 heeft het UWV vermeld dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 13 oktober 2019 wordt vastgesteld op 47,37%.

2. Omvang geschil

De rechtbank stelt vast dat het UWV met bestreden besluit II opnieuw op het bezwaar heeft beslist, waarbij het primaire besluit is herroepen.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling van bestreden besluit I, zodat het beroep voor zover gericht tegen dit besluit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

Bestreden besluit II komt niet geheel tegemoet aan de bezwaren van eiser, zodat het beroep op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede is gericht tegen het bestreden besluit II, waardoor dit in de beoordeling zal worden betrokken. Tevens zal in de beoordeling worden betrokken het nadere standpunt van het UWV zoals in het verweerschrift is verwoord.

Daarom is in geschil of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 13 oktober 2019 heeft vastgesteld op 47,37%.

3. Wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.

Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.

4. Medische beoordeling

Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.


4.1

Bespreking van de medische beroepsgronden.


De verzekeringsarts heeft eiser gezien en onderzocht op het spreekuur en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiser diverse letsels (onder meer aan zijn linkerschouder) heeft opgelopen en daardoor beperkingen heeft op het gebied van aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. De verzekeringsarts concludeert dat eiser verminderde functionele mogelijkheden heeft en heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 11 september 2019.

De verzekeringsarts b&b heeft het dossier en de aanwezige medische informatie bestudeerd. Tevens was zij aanwezig bij de (telefonische) hoorzitting en heeft zij de in bezwaar overgelegde medische informatie van de huisarts van 19 juni 2020 en van revalidatiearts [naam revalidatiearts] van 22 november 2018 en van 22 maart 2019 bestudeerd.
De verzekeringsarts b&b concludeert dat er geen aanleiding is af te wijken van de bevindingen van de verzekeringsarts. Zij ziet geen aanleiding voor het aannemen van beperkingen op grond van psychische klachten. Zij wijst erop dat eiser voor de thans naar voren gebrachte psychische klachten de laatste twee jaar niet onder behandeling is geweest en dat er geen diagnose is gesteld. Verder hebben de verzekeringsartsen en de bedrijfsarts in een eerder stadium geen psychische klachten vermeld. Bij de onderzoeken waren er normale bevindingen op dit gebied. Verder ziet zij geen aanleiding voor een beperkte belastbaarheid op grond van de door eiser gestelde tintelingen in vrijwel de gehele rechter arm/hand omdat deze klachten niet eerder zijn genoemd. Er is volgens haar geen aanleiding voor een urenbeperking, niet vanuit preventief en ook niet vanuit energetisch oogpunt. Verder ziet de verzekeringsarts b&b geen aanleiding voor een beperking op het aspect zitten omdat de overige fysieke letsels goed zijn hersteld. Tenslotte wijst zij erop dat de gegevens van de revalidatiearts over “tweehandig werken” geen oordeel betreft maar een weergave van het verhaal van eiser.



4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij zijn psychische klachten bij de verzekeringsarts ter sprake heeft gebracht en ook in de bezwaarprocedure heeft genoemd. De verzekeringsarts b&b is ten onrechte niet op deze klachten ingegaan. In 2017 heeft de huisarts eiser al doorverwezen naar een psycholoog in verband met klachten passend bij een PTSS. Eiser is inmiddels opnieuw verwezen en is onder behandeling. Verder stelt eiser dat hij niet in staat is om 40 uur te werken. Eiser wijst erop dat de huisarts al in 2018 vermoeidheidsklachten heeft geconstateerd en dat de bedrijfsarts eiser steeds beperkt belastbaar heeft geacht voor 4 uur per dag en 20 uur per week. Eiser wijst in dat verband op de door de bedrijfsarts opgestelde FML van 15 april 2019. Eiser wijst erop dat zijn beperkingen links en rechts verschillen en kan niet de redenering volgen van de verzekeringsarts b&b dat de beperkingen ten aanzien van duwen en tillen gemiddeld moeten worden. Ook kan eiser niet langdurig zitten. Eiser stelt dat de verzekeringsarts niet motiveert waarom van de FML van de bedrijfsarts wordt afgeweken. Eiser wijst erop dat hij niet mag autorijden omdat hij zijn linkerhand feitelijk niet kan gebruiken. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser op 14 juli 2021 nog een brief van zijn behandelend psycholoog [naam psycholoog] van 7 juli 2021 ingezonden.

Eiser heeft tegen het gewijzigde besluit aangevoerd dat hij zich volledig, althans voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt acht. Eiser stelt dat zijn belastbaarheid in de geselecteerde functies wordt overschreden.



4.3

Oordeel rechtbank over de medische beroepsgronden


De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder linker schouderklachten en psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De aanwezige medische informatie (van huisarts, revalidatiearts, longarts en orthopeed) is bij de beoordeling betrokken.

De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat de verzekeringsarts b&b niet op zijn psychische klachten is ingegaan. De verzekeringsarts b&b heeft in haar rapport van 3 juli 2020 gerapporteerd dat eiser stressklachten en slaapproblemen heeft genoemd; zij ziet echter geen aanleiding daarvoor beperkingen te stellen nu eiser zich de afgelopen twee jaar hiervoor niet heeft laten behandelen. De rechtbank kan dit volgen. De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd, namelijk de brief van de huisarts van 19 juni 2020 en het behandelplan B-GGZ, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen ten aanzien van psychische klachten. Daarbij is in aanmerking genomen dat deze informatie geen nieuwe gegevens bevat die betrekking hebben op de datum in geding. Het behandelplan is van daarna en de eerste behandeldatum is 3 juni 2020. Uit de medische informatie van psycholoog [naam psycholoog] van 7 juli 2021 blijkt dat eiser op 20 juni 2020 is gestart met een behandeling en dat deze op 18 juni 2020 (lees 2021) is afgerond omdat de gestelde doelen zijn bereikt. De psycholoog geeft weliswaar aan dat de klachten al langer, al voor de start van de behandeling, aanwezig waren, maar de rechtbank ziet, evenals de verzekeringsarts b&b, in deze informatie geen aanknopingspunten voor de conclusie dat eiser op de datum in geding beperkingen ondervond op psychisch gebied. Uit de aanwezige medische informatie blijkt niet dat sprake is van een ernstige aandoening. Daarom is geen urenbeperking aangewezen vanwege energetische beperkingen dan wel vanuit preventief oogpunt.

De rechtbank acht met de verzekeringsarts b&b geen beperking nodig op het aspect zitten omdat uit de medische informatie volgt dat eisers aandoeningen op dit punt zijn hersteld.

Het uitgangspunt voor de beoordeling van eisers arbeidsongeschiktheid per datum in geding (13 oktober 2019) is de FML van de verzekeringsarts van 11 september 2019 en niet die van de bedrijfsarts van (de eerdere datum van) 15 april 2019.

Niet gebleken is dat in de FML van 11 september 2019 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.

De rechtbank heeft wel geconstateerd dat de FML van 11 september 2019 verborgen beperkingen bevat op de aspecten 4.8 (reiken), 4.9 (frequent reiken tijdens het werk), 4.13 (duwen of trekken), 4.14 (tillen of dragen) en 4.15 (frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk). De toelichting op deze beperkingen vermeldt immers rechts normaal, links beperkt, dan wel links sterk beperkt.

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft, onder meer in zijn uitspraak van 20 november 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BK5140), aangegeven dat een manier van invullen van de FML waarbij gebruik wordt gemaakt van in toelichtingen verborgen beperkingen, bezwaren ontmoet. Het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) zal bij een geautomatiseerde vergelijking de in een toelichting verborgen beperking niet herkennen. Dit brengt het risico met zich mee dat die beperkingen bij de functieselectie door het systeem ten onrechte buiten beeld blijven. Dat kan en zal doorgaans tot gevolg hebben dat in het Resultaat Functiebeoordeling geen gegevens worden getoond met betrekking tot de belasting van een functie op het betreffende onderdeel of de betreffende onderdelen. Hierdoor is niet controleerbaar of mogelijk sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid van de verzekerde op het betreffende onderdeel.

De CRvB heeft in dit verband overwogen dat uiteindelijk steeds van belang is of voor de betrokken verzekerde, voor eventuele rechtshulpverleners maar ook voor de rechter, de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling voldoende inzichtelijk en toetsbaar is. De CRvB sluit niet op voorhand uit dat in voorkomende gevallen waarin gebruik is gemaakt van een FML met in toelichtingen verborgen beperkingen, (toch) aan deze eisen van inzichtelijkheid en toetsbaarheid kan zijn voldaan. Ter aanvullende motivering zal dan evenwel een afzonderlijk overzicht onontbeerlijk zijn van alle zich voordoende in toelichtingen opgenomen beperkingen, voorzien van een toereikende toelichting per belastingonderdeel waarom de betreffende functies toch als passend kunnen worden aangemerkt.

De rechtbank zal hierna beoordelen of aan deze voorwaarden is voldaan.

5. Geschiktheid voor de functies



5.1
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft in beroep, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100), medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010) en productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180).



5.2
Eiser heeft arbeidsdeskundig aangevoerd, voor zover van belang, dat de geselecteerde functies ten onrechte geschikt worden geacht. Eiser stelt dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Volgens eiser is de functie administratief medewerker niet geschikt vanwege het aspect (lang aaneengesloten) zitten en reiken. Volgens eiser wordt in de functie medewerker tuinbouw de belasting op reiken en frequent reiken overschreden. Er is ook sprake van statisch reiken met beide handen tegelijkertijd. Volgens het CBBS is statisch reiken werken met beide armen gestrekt. Eiser stelt dat hij dat niet kan. Ten aanzien van de functie productiemedewerker industrie stelt eiser dat ten onrechte geen overleg met de verzekeringsarts b&b heeft plaatsgevonden en dat er met twee handen moet worden gewerkt en dat niet mogelijk is.



5.3

Oordeel rechtbank over beroepsgronden.


De rechtbank stelt allereerst vast dat de arbeidsongeschiktheidsschatting is gebaseerd op de drie onder overweging 5.1 genoemde functies. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot het bespreken van deze drie functies.

De arbeidsdeskundige b&b heeft bij het selecteren van de functies rekening gehouden met het feit dat eiser met links niet meer dan 50 cm kan reiken ook als sprake is van een zeer lage frequentie. In deze functies is geen sprake van meer dan 50 cm reiken met links dan wel bestaat er wel een mogelijkheid tot een andere handelwijze waardoor het reiken met links beperkt kan worden tot 50 cm.

De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapporten van de arbeidsdeskundige b&b van 18 augustus 2021, 8 november 2021 en 17 januari 2022. Daarin is inzichtelijk is gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Uit de rapportages en het bijbehorende resultaat functiebeoordeling blijkt de rechtbank niet dat sprake is van de door eiser gestelde overschrijding van zijn belastbaarheid. De rechtbank overweegt als volgt.

Eisers standpunt dat hij niet in staat is de functie van administratief medewerker te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen op het aspect zitten zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. Ten aanzien van het aspect reiken heeft de arbeidsdeskundige b&b gemotiveerd dat deze handeling gemakkelijk met de niet beperkte hand/arm verricht kan worden. Bij het aannemen van formulieren zijn geen twee handen nodig. Frequentie en afstand (250 maal ongeveer 50 cm) past bovendien binnen de gestelde belastbaarheid. De rechtbank kan dit volgen. Nu binnen deze Sbc-code sprake is van voldoende namelijk minimaal drie arbeidsplaatsen mag deze functie ten grondslag worden gelegd aan de arbeidsongeschiktheidsschatting.

Ten aanzien van de functie medewerker tuinbouw heeft de arbeidsdeskundige b&b voldoende gemotiveerd dat het verwijderen van meeldraden (emasculeren) bij 500 planten, circa twee bloemen per plant, niet betekent dat 1000 maal per uur moet worden gereikt. De belasting van het reiken in deze functie is maximaal 400 maal per uur (en niet 500 maal).
Het emasculeren maakt onderdeel uit van de handelingen die verbonden zijn aan het 300 maal reiken over 30 tot 50 cm. Daaronder vallen ook het pakken en terugzetten van planten en het plukken en bestuiven. Dit betekent dat er ten aanzien van het emasculeren van de circa 500 planten niet altijd gereikt wordt met een afstand van meer dan 30 cm. Bij de frequentie van 300 maal per uur is ook aangegeven dat het emasculeren (statisch reiken met beide armen tegelijk) alleen de voorste rijen betreft. De totale belasting van het reiken in deze functie is voor eiser mogelijk nu het 100 maal reiken over 70 cm (het pakken en terugzetten van planten) ook met de rechterarm kan plaatsvinden. In het resultaat functiebeoordeling is aangegeven dat een arm naar keuze gebruikt kan worden. Eiser kan met links 450 maal per uur 50 cm reiken. De overige belasting is 300 maal per uur 30 tot 50 cm en dat is voor eiser mogelijk.

Ten aanzien van de functie productiemedewerker industrie heeft de arbeidsdeskundige b&b voldoende gemotiveerd dat overleg met de verzekeringsarts b&b niet nodig was. Het reiken in deze functie betreft 580 maal per uur, te weten 80 maal ongeveer 60 cm en 500 maal ongeveer 40 cm. De frequentie is voor links iets hoger dan de belastbaarheid van eiser van 450 maal per uur maar dit wordt gecompenseerd door de kortere afstand van 40 cm (in plaats van 50 cm). Daarbij is het ook mogelijk om bij het monteren en pakken van componenten gebruik te maken van een hand. Dit zou dan de gezonde rechterhand kunnen zijn. Overleg met de analist heeft plaatsgevonden die ook heeft aangegeven dat het mogelijk is om een voorkeurshand te kiezen en met de andere hand af te wisselen.



5.4
De rechtbank stelt vast dat pas in beroep de geschiktheid voor de geduide functies voldoende is toegelicht; namelijk door de arbeidsdeskundige b&b in de rapporten van 18 augustus 2021, 8 november 2021 en 17 januari 2022. Gelet op deze toelichting is de rechtbank er voldoende van overtuigd dat de belastbaarheid van eiser in de geselecteerde functies niet wordt overschreden. Aan de gestelde eisen van inzichtelijkheid en toetsbaarheid is volgens de rechtbank voldaan.

De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.

6. Mate van arbeidsongeschiktheid

Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 47,37%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 13 oktober 2019 heeft vastgesteld op 47,37%.

Het beroep tegen bestreden besluit II zal ongegrond worden verklaard.

7. Proceskosten en griffierecht

De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.312,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de aanwezigheid op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 534,- en 1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het tweemaal indienen van gronden tegen het gewijzigde besluit en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,‑ en wegingsfactor 1). Ook het griffierecht komt voor vergoeding in aanmerking.




Beslissing
De rechtbank:

- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen bestreden besluit I;


verklaart het beroep ongegrond voor zover gericht tegen bestreden besluit II;


draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;


veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.312,-.



Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 17 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.



griffier rechter


Afschrift verzonden aan partijen op:




Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Link naar deze uitspraak