Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBMNE:2020:6003 
 
Datum uitspraak:28-10-2020
Datum gepubliceerd:20-05-2022
Instantie:Rechtbank Midden-Nederland
Zaaknummers:UTR 20/2065
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:8:54; fictief; gegrond.
Trefwoorden:landbouw
landbouw, natuur en voedselkwaliteit
 
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 20/2065

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2020 in de zaak tussen


[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de Minister van Landbouw, Natuur en voedselkwaliteit, verweerder
(gemachtigde: J.A. Hofman).




Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).




Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.

3. Eiser heeft zijn verzoek ingediend op 30 juli 2019. Verweerder heeft het verzoek ontvangen op 9 augustus 2019. Verweerder moet uiterlijk binnen vier weken beslissen, gerekend vanaf de dag waarop het verzoek is ontvangen. Dat staat in artikel 6, eerste lid, van de Wob. Verweerder had in eerste instantie dus uiterlijk op 6 september 2019 moeten beslissen. Op 6 september 2019 heeft verweerder de beslistermijn verlengd met vier weken. Verweerder had uiterlijk op 4 oktober 2019 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat verweerder op die datum nog steeds niet had beslist. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 21 januari 2020 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.

4. Verweerder heeft op 26 juni 2020 een verweerschrift ingediend, waarin wordt erkend dat de beslistermijn is overschreden. Verweerder verzoekt de rechtbank een beslistermijn op te leggen die loopt tot 30 juli 2020, danwel een andere redelijke termijn.

5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van twee weken, die gaat lopen op de dag na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, van de Awb). Daarbij vindt de rechtbank ook van belang dat verweerder in zijn verweerschrift van 26 juni 2020 heeft aangegeven al in een vergevorderd stadium te zijn met het nemen van een beslissing op het verzoek van eiser.

6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

7. Het beroep is kennelijk gegrond.

8. Er zijn door eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.

9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 178,- aan eiser betalen.




Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 178,- aan eiser moet betalen;


Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2020.


de griffier de rechter



Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:




Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.
Link naar deze uitspraak