Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBDHA:2022:5952 
 
Datum uitspraak:04-02-2022
Datum gepubliceerd:23-06-2022
Instantie:Rechtbank Den Haag
Zaaknummers:SGR 20/7195
Rechtsgebied:Socialezekerheidsrecht
Indicatie:afwijzing aanvraag - intrekking bijstand - uit het onderzoek is genoegzaam gebleken dat eiser niet slaapt op de door hem opgegeven slaapplekken - daadwerkelijke hoofdverblijf niet vast te stellen - ongegrond
Trefwoorden:bijstandsuitkering
 
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 20/7195

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. R.G.A.M. van den Heuvel),

en

het college van burgemeester en wethouders van Gouda, verweerder
(gemachtigde: mr. L. de Wit).




Procesverloop

In het besluit van 5 maart 2020 (primair besluit I) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.

In het besluit van 29 april 2020 (primair besluit II) heeft verweerder de bijstandsuitkering die eiser ontving, met ingang van 9 oktober 2019 ingetrokken.

In het besluit van 5 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen primair besluit I en II ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, omdat partijen duidelijk hebben gemaakt geen gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord.




Overwegingen

1. Eiser ontvangt sinds 9 april 2019 een bijstandsuitkering op grond van de Pw.

2. In primair besluit I heeft verweerder de aanvraag van eiser om een bijstandsuitkering afgewezen, omdat aan de hand van het onderzoek naar de door hem opgegeven adressen zijn daadwerkelijke hoofdverblijf niet is vast te stellen. In primair besluit II heeft verweerder de bijstandskering die eiser ontving, met ingang van 9 oktober 2019 ingetrokken, omdat de doelgroepverklaring van eiser vanaf 9 oktober 2019 van rechtswege was vervallen. Uit het onderzoek in het kader van eisers verzoek om een doelgroepverklaring was namelijk gebleken dat eiser niet slaapt op de door hem genoemde slaapplekken. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen primair besluit I en II ongegrond verklaard en die beslissingen gehandhaafd.


3.1
Eiser voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat verweerder ten onrechte het onderzoek naar de overnachtingsplekken van eiser toespitst op de periode ná 9 oktober 2019. De belangrijkste voorwaarde voor het verkrijgen dan wel verlengen van een doelgroepverklaring is nu juist dat eiser voldoende duidelijkheid verschaft over de overnachtingsplekken in de voorafgaande periode – in dit geval de periode vóór 9 oktober 2019 – en verweerder heeft nagelaten daarnaar onderzoek te doen.



3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat terecht onderzoek is gedaan naar het ingeleverde overzicht van slaapplekken van eiser in de periode vanaf 9 oktober 2019. Op 9 oktober 2019 verliep immers de doelgroepverklaring van eiser en daarom moest het recht van eiser op een bijstandsuitkering ná die datum beoordeeld worden. Bij het verlenen van een eerste doelgroepverklaring moet voldoende duidelijkheid worden verschaft over de overnachtingsplekken in Gouda gedurende de voorafgaande periode, omdat verweerder dan vaak nog niet bekend is met de aanvrager van de doelgroepverklaring. Eiser was bekend bij verweerder en daarom is aan hem een doelgroepverklaring verstrekt en een bijstandsuitkering toegekend tot 9 oktober 2019. Informatie van voor 9 oktober 2019 is dan ook niet meer relevant.

4. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat terecht onderzoek is gedaan naar de overnachtingsplekken van eiser ná 9 oktober 2019. Uit de stukken blijkt namelijk dat aan eiser in het besluit van 28 april 2020 een bijstandsuitkering tot en met 8 oktober 2019 is toegekend. Ter beoordeling lag voor of eiser ook na die datum recht heeft op een bijstandsuitkering van de gemeente Gouda. Daarvoor moest verweerder vaststellen of eiser ook na 8 oktober 2019 daadwerkelijk in Gouda verbleef. Immers, op grond van artikel 40, eerste lid, van de Pw, voor zover hier van belang, bestaat alleen recht op bijstand jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft. Verweerder heeft om dit recht te beoordelen onderzoek ingesteld naar de opgegeven slaapplekken van eiser vanaf 9 oktober 2019. Uit dit onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam gebleken dat eiser niet slaapt op de door hem opgegeven slaapplekken. Daarom was eisers daadwerkelijke hoofdverblijf in de gemeente Gouda niet vast te stellen. Hieruit volgt dat verweerder terecht eisers recht op bijstand met ingang van 9 oktober 2019 heeft ingetrokken. De beroepsgrond slaagt niet.

5. Het beroep is ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.













Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2022.











griffier


rechter












Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:






Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Link naar deze uitspraak