Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBMNE:2023:402 
 
Datum uitspraak:06-02-2023
Datum gepubliceerd:06-02-2023
Instantie:Rechtbank Midden-Nederland
Zaaknummers:UTR 22/1262
Rechtsgebied:Omgevingsrecht
Indicatie:De minister is van plan om de Vegetatielegger (onderdeel van de Legger rijkswaterstaatswerken) voor de Grensmaas te actualiseren. Rondom de Grensmaas, een onbevaarbaar deel van de Maas langs de Belgisch-Nederlandse grens, vindt landschaps- en natuurontwikkeling plaats. Eiseressen zijn betrokken bij de ontwikkeling en het beheer van de natuur aldaar. In het kader van de beoogde wijzigingen in het vegetatiebeeld heeft de minister een projectplan vastgesteld om de Vegetatielegger te kunnen actualiseren. Daartegen zijn eiseressen opgekomen. Zij vinden dat het belang van de ontwikkeling van natuur onvoldoende is meegewogen en dat het projectplan geen geschikt middel is. De rechtbank acht het beroep tegen de vaststelling van het projectplan ongegrond. De minister is gehouden om de Vegetatielegger te wijzigen door een projectplan vast te stellen. Hij heeft daarbij het belang van de natuur voldoende meegewogen en mag daarbij het belang van de hoogwaterveiligheid voorop stellen. Het projectplan is niet in strijd met andere plannen of verdragen en is geen plan in de zin van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming. Volgens de voortoets zijn er ook geen significante gevolgen voor een Natura-2000 gebied. Er hoefde dus geen passende beoordeling gemaakt te worden.
Trefwoorden:natuur- en landschapsbeheer
subsidies
 
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1262


uitspraak van de meervoudige kamer van 6 februari 2023 in de zaak tussen


Vereniging tot Behoud van Natuurmonumentenin Nederland, gevestigd in Amersfoort, en Stichting Ark, gevestigd in Nijmegen, eiseressen
(gemachtigden: mr. M.A.J. West en mr. S.T.J. Olierook),

en



de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (de minister), verweerder
(gemachtigden: mr. J.S. Kramer en mr. S.J. van Winzum).




Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de vegetatie in de uiterwaarden van de Grensmaas, een onbevaarbaar deel van de Maas langs de Belgisch-Nederlandse grens. Rondom de Grensmaas vindt landschaps- en natuurontwikkeling plaats. Eiseressen zijn betrokken bij de ontwikkeling en het beheer van de omliggende natuur.

2. De minister is van plan om de Vegetatielegger (onderdeel van de Legger rijkswaterstaatswerken) voor de Grensmaas te actualiseren. In het kader van de beoogde wijzigingen in het vegetatiebeeld heeft de minister een projectplan op grond van artikel 5.4 van de Waterwet vastgesteld. Dit projectplan heeft hij bekendgemaakt op 12 januari 2022. Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen het projectplan.

3. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2022 op zitting behandeld. Namens eiseressen waren hun gemachtigden aanwezig, samen met [A] en [B] van Natuurmonumenten, [C] van Stichting Ark en adviseur [D] . Namens de minister waren zijn gemachtigden aanwezig, samen met [E] , [F] , [G] en [H] van Rijkswaterstaat en [I] en [J] van Royal HaskoningDHV.




Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of het projectplan in stand kan blijven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseressen.

5. Het beroep is ongegrond. De rechtbank komt namelijk tot het oordeel dat de minister mocht kiezen voor deze invulling van het projectplan, dat hij redelijkerwijs de belangen van hoogwaterveiligheid en natuur zo kon afwegen als hij heeft gedaan en dat niet is gebleken dat het projectplan in strijd is met de Wet natuurbeheer. Het projectplan kan daarom in stand blijven. De rechtbank licht hierna toe hoe zij tot dit oordeel komt.

6. De rechtbank bespreekt hierna de volgende vragen:
- Zijn een vegetatielegger en projectplan wel een geschikt middel?
- Is bij de invulling voldoende rekening gehouden met het belang van natuur?
- Is de invulling in overeenstemming met andere plannen en overeenkomsten?
- Is de uitwerking van de werkwijze voldoende concreet?
- Is het projectplan in strijd met de Wet natuurbescherming?


Zijn een vegetatielegger en projectplan wel een geschikt middel?


7. Eiseressen vinden dat een vegetatielegger en een projectplan eigenlijk geen geschikt middel zijn voor vegetatiebeheer bij de Grensmaas. Een legger is namelijk statisch, terwijl eiseressen juist pleiten voor dynamisch rivierbeheer. Eiseressen vinden dat er beter met een beheerplan gewerkt kan worden, waarbij in samenwerking met alle beheerders in het gebied ruimte wordt gecreëerd voor natuurlijke processen en spontane ontwikkeling. Eiseressen hebben op de zitting gezegd dat zij het ook niet eens zijn met de huidige vegetatielegger.

8. De minister wijst erop dat hij verplicht is om de Legger rijkswaterstaatswerken, waarvan de vegetatielegger een onderdeel is, vast te stellen en te actualiseren. En dat hij verplicht is om een projectplan vast te stellen als het vegetatiebeeld wijzigt.

9. Naar het oordeel van de rechtbank is de minister inderdaad verplicht om een vegetatielegger en een projectplan vast te stellen. De Grensmaas is een waterstaatswerk, en daarvoor is op grond van artikel 5.4 van de Waterwet een legger verplicht. Eiseressen hebben ook niet weersproken dat er sprake is van een wijziging van een waterstaatswerk. Artikel 5.4 van de Waterwet schrijft voor dat zo’n wijziging moet gebeuren overeenkomstig een daartoe vast te stellen projectplan. Een beheerplan met afspraken kan daarnaast bestaan. Dát er een projectplan moet komen staat dus vast. Over de invulling daarvan door de minister oordeelt de rechtbank in het vervolg van deze uitspraak. Over de huidige vegetatielegger doet de rechtbank geen uitspraak, die valt buiten de grenzen van dit geding.


Is bij de invulling voldoende rekening gehouden met het belang van de natuur?


10. Eiseressen vinden dat de minister het belang van de natuur onvoldoende heeft meegewogen. Zij vinden dat er veel meer flexibiliteit in het projectplan moet komen. De Grensmaas is namelijk een dynamische rivier. De rivierloop wijzigt in de loop van de tijd, en de natuur eromheen past zich daaraan aan. Zij verwijzen naar het rapport ‘Verkenning natuurruimte Grensmaas/Gemeenschappelijke Maas’ uit december 2016, dat in opdracht van Natuurmonumenten is opgesteld. Daarin is een variant ontwikkeld (gmscn_00) die volgens eiseressen prima bruikbaar is en meer ruimte laat voor natuurontwikkeling.
Ecoloog [A] heeft op de zitting toegelicht dat zij vindt dat de minister het gebied in te kleine vlakken heeft opgedeeld, waardoor er weinig ruimte is voor spontane ontwikkeling. Zij vreest dat in de toekomst daardoor op sommige plaatsen beginnend ooibos moet worden gekapt, terwijl dat op een andere plaats niet zomaar weer terugkomt. Zij heeft daarbij uitgelegd dat ooibos tijd nodig heeft om zich te ontwikkelen tot bomen en begint als struweel. Eiseressen vinden ook dat er te weinig of te terughoudend gebruik is gemaakt van mengklassen, waarin ooibos zich kan ontwikkelen. Op veel plaatsen waar nu gras en akker is ingetekend zou volgens eiseressen ook prima ooibos kunnen komen.
Eiseressen hebben met betrekking tot specifieke locaties een document met pijnpunten ingediend. Bij die locaties is er volgens eiseressen meer mogelijk dan nu in het projectplan staat. Zij vragen zich ook af of de risico’s in het kader van hoogwaterveiligheid wel zo groot zijn als de minister die inschat, op basis van hun eigen berekeningen schatten zij de gevolgen voor de waterstand op die locaties soms anders in.

11. De minister heeft toegelicht dat bij het opstellen van het projectplan de variant gmscn_00 van Natuurmonumenten als uitgangspunt is genomen. Die variant is getoetst door middel van een computermodel, waarin is uitgegaan van de meest actuele juridische situatie inclusief de na 2016 verleende vergunningen en het concept beheerplan. Ingenieur [I] heeft toegelicht dat de minister hiermee is uitgegaan van een meer actueel model dan Natuurmonumenten en dat dit de verschillen in de berekeningen verklaart.
Uit de doorrekening blijkt dat de variant gmscn_00 onvoldoende zekerheid biedt in het kader van hoogwaterveiligheid. Er zijn vervolgens verschillende versies getoetst, waarbij steeds kleine wijzigingen zijn doorgevoerd. Op die manier is gekozen voor de huidige variant, waarbij er volgens de minister zo veel mogelijk ruimte is voor natuurontwikkeling, terwijl de hoogwaterveiligheid voldoende wordt gewaarborgd.
Volgens de minister laat het projectplan juist wel ruimte voor onder meer ooibos. Voor ieder vlak is weergegeven wat de maximale ruwheid mag zijn. Struweel heeft de hoogste ruwheid en heeft een hogere ruwheid dan ooibos. Waar struweel toegestaan is, mag dus ook ooibos komen. Er zijn ook mengklassen opgenomen, waardoor de natuur zich binnen het vlak flexibel kan ontwikkelen. De minister heeft met (aangepaste) berekeningen laten zien dat in het projectplan in zijn geheel meer ooibos is toegestaan dan in de variant gmscn_00.
Royal HaskoningDHV heeft gereageerd op de door eiseressen genoemde pijnpunten en stelt dat de door eiseressen voorgestelde wijzigingen ontoelaatbare gevolgen hebben voor de waterstand. Op de zitting heeft de minister erop gewezen dat maatregelen op één locatie invloed hebben op de rest van de rivierloop. Door op sommige locaties minder mogelijk te maken, ontstaat op andere locaties juist ruimte. Dicht langs de rivier, waar de stroomgeul loopt, zijn er relatief weinig mogelijkheden, omdat de gevolgen van vegetatie voor de waterstand daar het grootst zijn.

12. Het is de rechtbank duidelijk dat er fundamentele verschillen van inzicht zijn tussen eiseressen en de minister over de manier waarop met het beheer van de vegetatie rondom de Grensmaas moet worden omgegaan. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat de Waterwet aan de minister ruimte laat om te beslissen hoe hij het projectplan invult. De minister moet een belangenafweging maken, waarbij hij onder meer de belangen van hoogwaterveiligheid en natuur tegen elkaar afweegt. De minister mag er dus in principe voor kiezen om het belang van hoogwaterveiligheid voorrang te geven op het belang van natuur. De rechtbank toetst of in het projectplan het belang van natuur op een evenwichtige manier is meegewogen en of de minister redelijkerwijs tot de gemaakte keuzes kon komen. De rechtbank beoordeelt dus niet wat zij het beste plan vindt, maar of het door de minister vastgesteld projectplan aanvaardbaar is.

13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister laten zien dat hij rekening heeft gehouden met het belang van de natuur. Hij heeft geprobeerd zo veel mogelijk ruimte aan natuur te bieden, met als begrenzing dat de hoogwaterveiligheid gewaarborgd moet zijn. Daarbij heeft de minister geprobeerd de door Natuurmonumenten voorgestelde variant zo veel als mogelijk door te voeren. Bij de doorrekening heeft de minister de actuele juridische situatie als uitgangspunt gebruikt. Op de zitting hebben eiseressen erkend dat zij bij hun eigen doorrekening van een minder actueel model zijn uitgegaan. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de doorrekening van de minister niet klopt.
Eiseressen willen graag meer flexibiliteit om op het moment zelf op basis van maatwerk te kunnen reageren op de ontwikkelende natuur. De minister wil juist vooraf zekerheid dat de natuur zich niet ontwikkelt op een manier die de hoogwaterveiligheid in gevaar brengt. De beheersbaarheid van de waterstand is voor de minister de ondergrens. Naar het oordeel van de rechtbank mag de minister, gezien de verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat als beheerder van de Grensmaas, voor een voorzichtige opstelling kiezen. De manier waarop de minister het projectplan heeft ingevuld vloeit daaruit voort. De rechtbank begrijpt dat dit consequenties kan hebben voor de ontwikkelmogelijkheden van de natuur rondom de Grensmaas en dat eiseressen zich daar zorgen over maken, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister deze afweging redelijkerwijs zo mogen maken.
Eiseressen hebben pijnpunten aangevoerd met betrekking tot specifieke locaties. De pijnpunten die eiseressen aanvoeren over de locatie Noordelijk van Maasband vallen buiten de omvang van het geding. Daar stelt het projectplan namelijk geen wijzigingen in de vegetatie voor. Sommige door eiseressen genoemde pijnpunten vloeien voort uit het gebruik van een minder actueel model. Andere pijnpunten komen er eigenlijk op neer dat eiseressen hun twijfels uiten over het projectplan en zich afvragen of er meer mogelijk is. Dat er inderdaad meer mogelijk is zonder dat dit onaanvaardbare consequenties heeft voor de waterstand hebben eiseressen niet met cijfers of berekeningen onderbouwd. Royal HaskoningDHV heeft gereageerd op de pijnpunten. Naar het oordeel van de rechtbank is die reactie voldoende adequaat. Uit de door eiseressen aangedragen pijnpunten blijkt niet dat de minister redelijkerwijs niet tot deze invulling kon komen.
Naar het oordeel van de rechtbank kon de minister dus redelijkerwijs de belangen van hoogwaterveiligheid en natuur afwegen zoals hij heeft gedaan.


Is de invulling in overeenstemming met andere plannen en overeenkomsten?


14. Eiseressen voeren aan dat de invulling van het projectplan onvoldoende is afgestemd op andere plannen en overeenkomsten. Volgens eiseressen is er onvoldoende rekening gehouden met de ecologische waarden en de ontwikkeling van de natuur. Daarom is het projectplan niet in overeenstemming met het Internationale Maasverdrag en het Verdrag inzake de bescherming van de Maas. Ook is het projectplan volgens eiseressen onvoldoende afgestemd op provinciale structuurvisies, waaronder het Provinciaal Omgevingsplan Limburg Grensmaas. En ook op de uitvoeringsovereenkomst Grensmaas, waar Rijkswaterstaat partij bij is. Volgens eiseressen is er ook geen rekening gehouden met de effecten van de Vlaamse waterstaatsprojecten. Eiseressen wijzen erop dat er in strijd met de wettelijke verplichting geen integraal beheerplan is vastgesteld, terwijl dat wel nodig is.
Ook wijzen eiseressen op de mogelijke gevolgen voor de subsidie die door gedeputeerde staten van Limburg aan Natuurmonumenten is verleend voor natuur- en landschapsbeheer bij de Grensmaas. Volgens eiseressen zullen de wijzigingen in het vegetatiebeeld gevolgen hebben voor de definitieve subsidievaststelling, omdat de kwaliteit van het beheertype Rivier- en moeraslandschap onder meer samenhangt met de aanwezigheid van ooibossen. Daardoor kan Natuurmonumenten volgens eiseressen haar subsidieverplichtingen niet nakomen. Ook zou de toename van gras en akker aanvullend beheer en onderhoud noodzakelijk maken, zodat de kosten die eiseressen in het kader van natuurbeheer moeten maken hoger zullen zijn.

15. De minister stelt zich op het standpunt dat het projectplan niet in strijd is met de Maasverdragen. Provinciale structuurvisies en beheerplannen zijn geen toetsingskader voor de vaststelling van het projectplan. Volgens de minister is het projectplan daar bovendien wel mee in lijn. Met de Vlaamse waterstaatsprojecten kon nog geen rekening worden gehouden, want die maatregelen lagen nog niet vast toen het projectplan werd vastgesteld. Bovendien wijkt het Vlaamse rivierbeheer af van het Nederlandse, waardoor er niet eenvoudig vroegtijdig rekening met de effecten gehouden kan worden.
Volgens de minister kan Natuurmonumenten wel aan de vereisten uit het subsidiebesluit voldoen en staat het projectplan daar niet aan in de weg. Er blijft voldoende ruimte voor ooibos. Dat het beheer op sommige locaties wellicht anders moet worden ingericht betekent niet dat niet aan de verplichtingen kan worden voldaan. De extra kosten voor onderhoud overeenkomstig de vegetatielegger zal de minister dragen.

16. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat onvoldoende afstemming heeft plaatsgevonden met andere plannen of overeenkomsten. Met de Vlaamse maatregelen kon nog geen rekening worden gehouden, en bovendien blijkt uit de stukken dat er wel overleg heeft plaatsgevonden. De overige genoemde verdragen, visies en overeenkomsten vormen geen toetsingskader voor het projectplan. Bovendien heeft de minister het belang van de natuur wel meegewogen. Eiseressen hebben niet onderbouwd op welke specifieke punten er sprake zou zijn van strijdigheid. Over het vaststellen van een integraal beheerplan doet de rechtbank geen uitspraak, dat valt buiten de grenzen van dit geding.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben eiseressen ook niet aannemelijk gemaakt dat de subsidie voor Natuurmonumenten door het projectplan in gevaar komt. Zij hebben in het algemeen aangegeven dat het projectplan gevolgen kan hebben voor ooibos, wat weer gevolgen kan hebben voor de natuurkwaliteit. Dat is onvoldoende gespecificeerd. Voor zover de beheersintensiteit op basis van het projectplan toeneemt, komen de kosten daarvan voor rekening van de minister.


Is de uitwerking van de werkwijze voldoende concreet?


17. Eiseressen voeren aan dat in het projectplan geen werkwijze met afspraken over de uitvoering is opgenomen, terwijl dat op grond van artikel 5.4, tweede lid, van de Waterwet wel verplicht is. Zij vinden dat de minister de bestaande afspraken en randvoorwaarden uit de beheer- en eindplannen die zijn afgestemd met de provincie, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten in acht moet nemen en bij het projectplan moet betrekken dan wel daarnaar moet verwijzen. Er is bijvoorbeeld niet verwezen naar het cyclisch beheer in het gebied. Eiseressen wijzen erop dat in het projectplan staat dat gemonitord moet worden, en dat zo nodig aan de hand van de resultaten wijzigingen doorgevoerd worden. Volgens eiseressen blijkt daaruit dat het projectplan dus niet volstaat.

18. De minister heeft toegelicht dat de werkwijze is gebaseerd op monitoring van de ontwikkeling van de vegetatie. De resultaten worden vergeleken met de maximaal toegestane vegetatieruwheid die zal worden neergelegd in de vegetatielegger. Bij ontoelaatbare verruwing zal worden beoordeeld of dit een bedreiging vormt voor de hoogwaterveiligheid van het gebied en worden zo nodig beheermaatregelen genomen. Een uitputtende beschrijving van hoe het werk wordt uitgevoerd ontbreekt, omdat uit monitoring moet volgen waar en wanneer er beheermaatregelen nodig zijn.
19. Het projectplan moet op grond van artikel 5.4, tweede lid, van de Waterwet ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd bevatten, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. De uitwerking daarvan is vormvrij. De rechtbank constateert dat in het projectplan een beschrijving van de uitvoering is opgenomen. Daarin is ook verwezen naar het beheerplan en het toekomstige integrale beheerplan. De beschrijving is minder gedetailleerd dan eiseressen zouden willen, maar dat heeft ook met de aard van het projectplan en de vegetatielegger te maken. Naar het oordeel van de rechtbank volstaat de beschrijving van de werkwijze in het projectplan.


Is het projectplan in strijd met de Wet natuurbescherming?


20. Eiseressen voeren aan dat het projectplan in strijd is met artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming, waarin is bepaald dat een plan, dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, uitsluitend kan worden vastgesteld als is voldaan aan artikel 2.8 en dus een passende beoordeling is opgesteld. Volgens eiseressen is het projectplan zo’n plan als bedoeld in artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming. Dat baseren eiseressen op uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin het gaat om plannen die aanzienlijke invloed kunnen hebben op uitvoeringsbeslissingen en plannen die een significant effect kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. Aangezien het projectplan en de vegetatielegger zullen leiden tot ingrepen in het Natura 2000-gebied Grensmaas past het volgens eiseressen binnen die definitie. Er is geen passende beoordeling opgesteld en dat had dus volgens eiseressen wel gemoeten.
Volgens eiseressen klopt de uitgevoerde voortoets niet en zijn significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied Grensmaas niet uitgesloten. Bij de voortoets is uitgegaan van habitatkartering uit 2015. Op de zitting hebben eiseressen gezegd dat er in 2019 in opdracht van Natuurmonumenten een nieuwe vegetatiekartering is gemaakt en dat de minister dus niet van de meest recente gegevens is uitgegaan. Volgens eiseressen is er te weinig rekening gehouden met het verdwijnen van rivierhout en de gevolgen daarvan voor soorten. Ook is ten onrechte wel rekening gehouden met mitigerende en compenserende maatregelen zoals het toestaan van ooibos op andere locaties. De gevolgen voor de in België gelegen Natura 2000-gebieden Mechelse heide en Maasvallei zijn niet beoordeeld.
Eiseressen hadden ook een beroepsgrond aangevoerd over de soortenbescherming uit hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming, maar die beroepsgrond is op de zitting ingetrokken.

21. De minister stelt zich op het standpunt dat een projectplan op grond van de Waterwet geen plan is in de zin van artikel 2.7, eerste lid, van de Wet natuurbescherming. Hij verwijst naar uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er hoefde dus geen passende beoordeling uitgevoerd te worden. Uitsluitend als de minister op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het gebiedsbeschermingsregime in de Wet natuurbescherming aan uitvoerbaarheid in de weg stond, had hij het projectplan niet mogen vaststellen. Bovendien blijkt uit de voortoets die door Royal HaskoningDHV is uitgevoerd dat significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden op voorhand zijn uitgesloten: het projectplan voorziet niet in ingrepen in het Natura 2000-gebied zelf. Die voortoets is gebaseerd op de meest recente habitatkartering. Vegetatiekartering is niet hetzelfde als habitatkartering en bovendien was RoyalHaskoningDHV niet bekend met de vegetatiekartering uit 2019. Significante gevolgen voor Belgische Natura 2000-gebieden zijn volgens verweerder ook uitgesloten, omdat er geen sprake is van een verdrogend effect. Verweerder vindt dat er geen mitigerende en compenserende maatregelen bij de voortoets betrokken zijn, maar dat het gaat om positieve rechtstreekse effecten van het project.

22. Uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat een projectplan in de zin van de Waterwet geen plan is als bedoeld in artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming. Eiseressen hebben de rechtbank op de zitting verzocht om tegen die lijn in de rechtspraak in te gaan. De rechtbank ziet daar geen reden voor, alleen al omdat het voor de conclusie geen verschil maakt. Uit de voortoets blijkt namelijk dat het projectplan geen significante gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebied. Er hoefde dus hoe dan ook geen passende beoordeling uitgevoerd te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben eiseressen niet aannemelijk gemaakt dat de voortoets inhoudelijk niet klopt. Zij stellen dat er meer recente kartering beschikbaar is. Omdat zij dat pas op de zitting hebben genoemd en zij deze recente kartering niet hebben ingediend kan de rechtbank dit niet beoordelen. Eiseressen zijn ook niet ingegaan op de verschillen tussen de karteringen en de consequenties die deze verschillen zouden hebben voor de voortoets.
Eiseressen stellen dat in de voortoets ten onrechte rekening is gehouden met het gunstige effect van de toename van ooibos op sommige locaties en dat dit is afgezet tegen de nadelige effecten van het verdwijnen van mogelijkheden voor ooibos. De wijzigingen in het projectplan hebben echter enkel betrekking op grond buiten het Natura 2000-gebied. Er is dus geen sprake van het verdwijnen van ooibos binnen Natura 2000-gebied, dus mitigatie of compensatie is niet nodig. Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake van mitigerende of compenserende maatregelen. Er is per locatie gekeken wat de maximale mogelijkheden zijn, van een uitwisseling is geen sprake.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat op voorhand duidelijk is dat de Wet natuurbescherming aan de uitvoerbaarheid van het projectplan in de weg staat. De Wet natuurbescherming staat daarom niet aan de vaststelling van het projectplan in de weg.




Conclusie en gevolgen

23. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het projectplan in stand blijft.

24. Omdat het beroep ongegrond is krijgen eiseressen het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.





Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.



Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, voorzitter, en mr. J.R. van Es-de Vries en mr. A.R. Klijn, leden, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2023. De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
















voorzitter







Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:



Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.



Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:349, rechtsoverweging 7.3.1).


Op grond van artikel 2.3 en 2.10 van de Wet natuurbescherming.


ECLI:EU:C:2005:626 en ECLI:EU:C:2018:882.


ECLI:NL:RVS:2022:1603 en ECLI:NL:RVS:2020:1125.
Link naar deze uitspraak