Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBOBR:2022:5461 
 
Datum uitspraak:15-12-2022
Datum gepubliceerd:06-02-2023
Instantie:Rechtbank Oost-Brabant
Zaaknummers:21/2643
Rechtsgebied:Bestuursprocesrecht
Indicatie:Betreft weigering van waterschap om een preventieve last onder dwangsom op te leggen voor toekomstige viswedstrijden voor het vissen met lood. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een aanvraag is bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb omdat het verzoek om handhaving onvoldoende gespecificeerd is. Ter voorlichting van partijen merkt de rechtbank op dat als tijdens viswedstrijden lood in het oppervlaktewater terecht komt, naast de sportvisser die het lood heeft geloosd, een visvereniging die de wedstrijd organiseert als overtreder kan worden aangemerkt. Als een visvereniging beschikt over een vergunning om lood te lozen, is geen sprake van een overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet. Als een visvereniging niet beschikt over een lozingsvergunning, maar wel over een reglement waarin het gebruik van lood tijdens wedstrijden is verboden, kan op grond van artikel 5:7, eerste lid, van de Awb geen preventieve last worden opgelegd. In dat geval dreigt geen klaarblijkelijk gevaar op een overtreding omdat de visvereniging al maatregelen heeft getroffen om de lozing van lood tijdens de wedstrijden te voorkomen.
Trefwoorden:landbouw
landbouw, natuur en voedselkwaliteit
milieuschade
vrijstelling
waterschap
 
Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/2643

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 december 2022 in de zaak tussen



Stichting Gezond Water, gevestigd te Hansweert, eiseres(gemachtigden: [naam 1] en [naam 1] )

en



het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel, het dagelijks bestuur
(gemachtigde: mr. J.M. Mutsaers).



Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres dat gaat over haar verzoek van 2 september 2021 aan het dagelijks bestuur om een preventieve last onder dwangsom op te leggen voor toekomstige viswedstijden.

2. Op dat verzoek heeft het dagelijks bestuur gereageerd bij brief van 21 oktober 2021.

3. Het dagelijks bestuur heeft gereageerd op het beroep.

4. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2022 op zitting behandeld, tezamen met het beroep van eiseres tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het waterschap Aa en Maas dat bij de rechtbank is geregistreerd met nummer SHE 22/1091. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigden [naam 1] en [naam 1] , mr. J.M. Mutsaers, de gemachtigde van het dagelijks bestuur, en [naam 1] en mr. M.J.S. Kempers, de gemachtigden van het dagelijks bestuur van het Waterschap Aa en Maas. Beoordeling door de rechtbank

5. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek van 2 september 2021.

6. De rechtbank zal zich onbevoegd verklaren om van het beroep van eiseres kennis te nemen. Deze beslissing is hierna weergegeven onder het kopje “Beslissing”.

7. Voordat de rechtbank haar beslissing weergeeft, zal zij eerst toelichten hoe zij tot haar beslissing is gekomen.

8. De artikelen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in de Waterwet die in deze uitspraak worden genoemd, staan in de bijlage.Standpunten partijen

9. Eiseres richt zich volgens haar statuten op het voorkomen en verminderen van verontreinigingen van watersystemen om milieuschade en risico’s voor de menselijke gezondheid te voorkomen en te beperken. Een van de acties die zij heeft ondernomen om dat doel te bereiken, is het indienen van verzoeken om handhaving bij verschillende waterschappen in Nederland. Met deze verzoeken wil eiseres de lozing van lood door sportvissers tijdens wedstrijden voorkomen. Sportvissers gebruiken bij het vissen namelijk kleine balletjes lood. Bij deze verzoeken vraagt eiseres aan de daarbij betrokken dagelijks besturen om aan visverenigingen een preventieve last onder dwangsom op te leggen, waarbij verenigingen worden verplicht het gebruik van lood tijdens viswedstrijden te verbieden.

10. Het dagelijks bestuur beschouwt zijn reactie op het verzoek dat eiseres aan haar heeft gericht, niet als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Volgens het dagelijks bestuur is het verzoek geen aanvraag in de zin van de Awb, zodat zijn reactie op dat verzoek geen besluit is. Het verzoek van eiseres is niet concreet genoeg om het als een aanvraag in de zin van de Awb te beschouwen, aldus het dagelijks bestuur. Eiseres is het daar niet mee eens. Zij vindt dat haar verzoek concreet genoeg is en dat het dagelijks bestuur voldoende aanwijzingen heeft om handhavend op te treden.

11. Eiseres en het dagelijks bestuur zijn het er wel over eens dat de lozing van lood in oppervlaktewater door sportvissers zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Partijen verschillen echter van mening over de vraag hoe dat doel het beste kan worden bereikt. Eiseres wil dat de waterschappen en andere overheden verbieden dat door sportvissers met lood wordt gevist. Het dagelijks bestuur verwijst naar de Green Deal Sportvisserij Loodvrij (www.greendeals.nl), op basis waarvan de daaraan deelnemende partijen, waaronder de Unie van Waterschappen, zich inzetten voor de reductie van loodgebruik in de sportvisserij.

12. Eiseres heeft tijdens de zitting gewezen op onderzoek van de Stichting Wageningen Research, Centrum voor Visserijonderzoek (CVO). Het laatste onderzoek dateert van 18 november 2021, nr. 21.025 (het onderzoek). Uit het onderzoek blijkt volgens eiseres dat veruit de meeste sportvissers lood blijven gebruiken en de totale hoeveelheid lood die wordt geloosd aanzienlijk is. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en maakt onderdeel uit van de Green Deal die hiervoor is aangehaald.

13. Eiseres en het dagelijks bestuur zijn het er verder over eens dat als tijdens viswedstrijden lood wordt geloosd in het oppervlaktewater, daartegen op grond van artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet handhavend kan worden opgetreden. Op grond van dat artikel is het verboden om stoffen in het oppervlaktewater te brengen, tenzij op grond van een vergunning of algemene maatregel van bestuur toestemming voor de lozing is verleend. Dat laatste is niet het geval.

14. Volgens eiseres wordt artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet overtreden door visverenigingen als zij wedstrijden organiseren, waarbij het gebruik van lood niet is verboden. Het dagelijks bestuur heeft hierover nog geen standpunt ingenomen, maar wijst er wel op dat artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet zich strikt genomen niet richt op de visvereniging, maar op de sportvisser, die door het gebruik van lood daadwerkelijk loost op het oppervlaktewater. Oordeel rechtbank

15. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het verzoek van eiseres een aanvraag is in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Als het verzoek geen aanvraag is, kan eiseres geen beroep instellen tegen het niet tijdig beslissen op haar verzoek en is de rechtbank niet bevoegd om daarvan kennis te nemen.

16. Niet ieder verzoek aan een bestuursorgaan om op te treden of maatregelen te treffen, is een aanvraag om een handhavingsbesluit. Daarvoor is nodig dat een concrete activiteit van een (rechts)persoon in verband kan worden gebracht met een overtreding van een wettelijk voorschrift. Alleen als een overtreding kan worden vastgesteld en bekend is wie overtreder is, kan een bestuursorgaan namelijk een besluit nemen om te handhaven. In lijn met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2018, moet het verzoek van eiseres van 2 september 2021 aan het dagelijks bestuur daarom de activiteit beschrijven waarvan handhaving wordt verzocht en vermelden wie, waar en wanneer deze activiteit concreet uitvoert om het verzoek als aanvraag te kunnen aanmerken.

17. Het verzoek van eiseres voldoet niet aan deze eisen en is dus geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Weliswaar noemt eiseres in haar verzoek een aantal visverenigingen die wedstrijden organiseren in het beheergebied van het waterschap, maar in het verzoek is niet gespecificeerd waar en wanneer de viswedstrijden worden georganiseerd en door wie. Eiseres heeft in beroep een overzicht gegeven van verenigingen, maar daarbij is alleen een globaal overzicht gegeven van het aantal wedstrijden en activiteiten of van wedstrijden die na het verzoek zijn georganiseerd. Bij sommige verenigingen ontbreekt een agenda van wedstrijden. Van het dagelijks bestuur kan redelijkerwijs niet worden gevergd dat het dan in plaats van eiseres op zoek gaat naar de organisator en data van viswedstrijden.

18. Tijdens de zitting heeft eiseres aangekondigd dat zij een nieuw en aangepast verzoek tot het opleggen van een preventieve last onder dwangsom bij het dagelijks bestuur zal indienen, als haar verzoek van 2 september 2021 niet kwalificeert als een aanvraag in de zin van de Awb. In dat verzoek zal zij concrete viswedstrijden aanwijzen die nog zullen worden gehouden. Ter voorlichting van partijen ziet de rechtbank daarom aanleiding voor de volgende overwegingen (zie nummers 18 - 20 van deze uitspraak).

19. Als een wedstrijd door een visvereniging wordt georganiseerd waarbij het gebruik van lood niet is verboden, kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat tijdens de wedstrijd met lood wordt gevist. Zij baseert dat oordeel op het onderzoek van het CVO. Daaruit blijkt dat van de hengelaars tussen de 9,2 en 12,2 % wel eens met een loodvervanger vist. In andere gevallen wordt dus nog steeds met lood gevist. Dat betekent niet dat als een willekeurige viswedstrijd wordt georganiseerd, klaarblijkelijk een overtreding dreigt. Daarvoor is nodig dat aannemelijk is dat bij elke viswedstrijd loodverlies optreedt. Het onderzoek van het CVO, waarnaar eiseres heeft verwezen, bevat daarover geen duidelijke conclusies. Als eiseres een nieuw verzoek indient bij het dagelijks bestuur, ligt het op de weg van het dagelijks bestuur om te verduidelijken of bij iedere viswedstrijd loodverlies dreigt of dat hiervan geen sprake is.

20. Als tijdens viswedstrijden lood in het oppervlaktewater terecht komt, kan naast de sportvisser die het lood heeft geloosd, een visvereniging die de wedstrijd organiseert als overtreder worden aangemerkt in de zin van artikel 5:1, tweede lid, van de Awb. De vereniging kan door middel van een reglement en toezicht op de naleving van dat reglement er namelijk voor zorgen dat niet met lood wordt gevist en heeft het in zijn macht om de overtreding (het lozen van lood in het oppervlaktewater) te beëindigen. Als een visvereniging beschikt over een vergunning om lood te lozen, is vanzelfsprekend geen sprake van een overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet.

21. Als een visvereniging niet beschikt over een lozingsvergunning, maar wel over een reglement waarin het gebruik van lood tijdens wedstrijden is verboden, kan op grond van artikel 5:7, eerste lid, van de Awb geen preventieve last onder dwangsom aan een visvereniging worden opgelegd die een viswedstrijd organiseert. In dat geval dreigt geen klaarblijkelijk gevaar op overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet, omdat de desbetreffende vereniging al maatregelen heeft getroffen om de lozing van lood tijdens wedstrijden te voorkomen. Conclusie en gevolgen

22. Omdat het verzoek van eiseres geen aanvraag is in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, is de reactie van het dagelijks bestuur daarop geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.

23. Dat betekent dat eiseres geen beroep kan instellen tegen het niet tijdig beslissen op haar verzoek van 2 september 2021. Eiseres kan namelijk alleen tegen besluiten of tegen het uitblijven van besluiten rechtsmiddelen aanwenden.

24. Omdat de rechtbank onbevoegd is kennis te nemen van het beroep van eiseres, zal het door haar betaalde griffierecht van € 360,00 door de rechtbank worden teruggestort.

25. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.







Beslissing:

De rechtbank:- verklaart zich onbevoegd;- gelast de griffier het door eiseres betaalde griffierecht (€ 360,00) aan haar terug te betalen.


Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2022 door mr. J.A.W. Huijben, voorzitter, en mr. M.J.H.M. Verhoeven, en mr. J.H.G van den Broek, leden, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier.













griffier


voorzitter







Een kopie van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:




Informatie over hoger beroep
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarin moeten zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum direct hierboven met een stempel weergegeven. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (tijdelijke maatregel) te treffen.



Bijlage Algemene wet bestuursrecht (Awb)Artikel 1:3“1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.2. Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van de aanvraag daarvan. 3. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen.(…).”
- Artikel 5:1“1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens wettelijk voorschrift.2. Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.(…).”
- Artikel 5:7“Een herstelsanctie kan worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt.”



Waterwet


- Artikel 6.2, eerste lid“Het is verboden om stoffen te brengen in een oppervlaktewaterlichaam, tenzij:
a. een daartoe strekkende vergunning is verleend door Onze Minister of, ten aanzien van regionale wateren, het bestuur van het betrokken waterschap;
b. daarvoor vrijstelling is verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur;
(…).”


ECLI:NL:RVS:2018:592.
Link naar deze uitspraak