Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBROT:2022:3842 
 
Datum uitspraak:18-05-2022
Datum gepubliceerd:20-05-2022
Instantie:Rechtbank Rotterdam
Zaaknummers:ROT 21/3063
Rechtsgebied:Omgevingsrecht
Indicatie:Verzet. Opposant heeft te laat bezwaar gemaakt tegen een verleende omgevingsvergunning en het is niet gebleken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Trefwoorden:agrarisch
intensieve veehouderij
omgevingsvergunning
veehouderij
 
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 21/3063

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2022 op het verzet van

[naam opposant] , te [plaats] , opposant.



Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne (verweerder) van 26 april 2021 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.

Bij uitspraak van 3 december 2021 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard.

Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld en heeft tevens een wrakingsverzoek ingediend.

Bij uitspraak van 26 januari 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:898) is het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard omdat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het wrakingsverzoek is ingediend.

De rechtbank heeft het verzet op 11 mei 2022 op zitting behandeld. Opposant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. N.J.H.M. Slaats.




Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geoordeeld. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant te laat bezwaar heeft gemaakt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn waardoor deze termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht.

2. Opposant voert tegen de uitspraak van 3 december 2021 aan dat in strijd met het gelijkheidsbeginsel is gehandeld. Op 22 december 2020 heeft verweerder het primaire besluit genomen waarin een omgevingsvergunning is verleend. De aanvrager van de omgevingsvergunning heeft zes weken de tijd gekregen om bezwaar in te dienen en ieder ander heeft door de latere publicatie van de omgevingsvergunning in de plaatselijke pers (op 6 januari 2021) slechts vier weken de tijd gehad om bezwaar te maken. Opposant is pas na 6 januari 2021 bekend geraakt met de verleende omgevingsvergunning. Volgens opposant heeft een besluit waartegen bezwaar en beroep openstaat een bezwaartermijn van zes weken na algemene kennisgeving ervan. De algemene kennisgeving heeft plaatsgevonden op het moment dat het besluit in de plaatselijke pers is gepubliceerd. Hierdoor is het bezwaarschrift van opposant op 15 februari 2021 op tijd ingediend.
Opposant betoogt verder dat de verkorte bezwaartermijn voor anderen dan de aanvrager resulteert in een onrechtmatige daad en om die reden moet worden veroordeeld. De verleende omgevingsvergunning is hierdoor in strijd met de wet. Opposant heeft bezwaren tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan een burgerwoning op agrarisch bestemde gronden binnen de stankcirkel van de intensieve veehouderij van opposant. Dit valt volgens opposant onder het dwingend rechtsgebied. Opposant stelt dat sprake is van grove nalatigheid, grove onzorgvuldigheid, vooringenomenheid en grove partijdigheid. Opposant heeft vervolgens gronden ingediend die zien op een wrakingsverzoek waar reeds op is beslist in de uitspraak van 26 januari 2022 (weergegeven onder het procesverloop).
In het aanvullend verzetschrift voert opposant aan dat hij niet op tijd bezwaar heeft kunnen maken vanwege het 26 jaar lange ongekende wanbestuur van verweerder tegen het wezen en bestaan van opposant en dat verweerder opzettelijk en met voorbedachten rade crimineel handelt en de vernietiging van het familiebedrijf voorstaat. Opposant verzoekt ten slotte om een geldelijk voorschot van €10.000.000,- aan schadevergoeding.

3. In deze verzetzaak beoordeelt de verzetrechter uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep ongegrond is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank alleen toe als het verzet gegrond is.


4.1.
De verzetrechter overweegt het volgende. Het standpunt dat de bezwaartermijn begint te lopen na een algemene kennisgeving in de lokale pers is niet juist. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de bezwaartermijn begint te lopen met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Dit is zo bepaald in artikel 6:8, eerste lid van de Awb in combinatie met artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.
De verleende omgevingsvergunning is bekend gemaakt op de dag nadat deze aan de vergunningaanvrager, [naam vergunningaanvrager] , is verstuurd (en daarmee op de dag na 22 december 2020). Dit blijkt onder meer uit de publicatie ervan in het Gemeenteblad (2021, nr. 3258). Vervolgens is de verleende omgevingsvergunning gepubliceerd in de lokale pers op 6 januari 2021.
Op basis van vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dienen termijnen vanwege de rechtszekerheid met name, maar niet alleen, de vergunninghouder (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1339). Als de termijn is verlopen, moet deze ervan uit kunnen gaan dat de vergunning benut kan en mag worden. Gelet hierop is volgens de verzetrechter geen sprake van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel.
Op basis van artikel 6:11 van de Awb kan een te laat ingediend bezwaarschrift alsnog inhoudelijk worden behandeld, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Dit kan slechts in uitzonderlijke gevallen. In wat in verzet is aangevoerd, ziet de verzetrechter geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet is gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding. Opposant had in de tijd tussen 6 januari 2021 en 2 februari 2021 de mogelijkheid om bezwaar in te dienen, of om een pro-forma bezwaarschrift (zonder gronden) in te dienen (en later de inhoudelijke bezwaargronden). Dat opposant na 6 januari 2021 op de hoogte is geraakt van de verleende omgevingsvergunning en pas op 15 februari 2021 een bezwaarschrift tegen de verleende omgevingsvergunning heeft ingediend, komt daarmee voor zijn rekening en risico.

5. Op grond van het bovenstaande ziet de verzetrechter dan ook geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 3 december 2021 is beslist. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.

6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.





Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.


Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2022.




De rechter is verhinderd te tekenen



griffier rechter


Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:




Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Link naar deze uitspraak