Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBROT:2021:5499 
 
Datum uitspraak:26-05-2021
Datum gepubliceerd:16-06-2021
Instantie:Rechtbank Rotterdam
Zaaknummers:C/10/605986 / HA ZA 20-99 C/10/605986 / HA ZA 20-99
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Nakoming verplichting tot afstorting lijfrente in het kader van aandelenoverdracht. Garantie-inbreuken.
Trefwoorden:burgerlijk wetboek
koopovereenkomst
lijfrente
uitkering
wettelijke rente
 
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven


zaaknummer / rolnummer: C/10/605986 / HA ZA 20-997


Vonnis van 26 mei 2021


in de zaak van



[naam eiseres 1]
,
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.P. Dijkman te Den Haag,

tegen




1.
[naam gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde],
2. ATTENZA HOLDING B.V.,
gevestigd te Heeze,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. L. Grijpma te Den Haag.


Partijen zullen hierna [naam eiseres 1], [naam gedaagde] en Attenza genoemd worden. [naam gedaagde] en Attenza worden samen [naam gedaagde] c.s. genoemd.





1. De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:


de dagvaarding van 5 oktober 2020, met producties 1 tot en met 12;


de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 23;


de brief van de rechtbank van 23 februari 2021, waarbij partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling;


de conclusie van antwoord in gedeeltelijk voorwaardelijke reconventie tevens voorwaardelijke vermeerdering van eis in conventie;


de brief van de rechtbank van 12 maart 2021 met informatie over de mondelinge behandeling en het verzoek aan [naam gedaagde] c.s. om kenbaar te maken of zij een vordering tegen [naam 1] (hierna: [naam 1]) hebben ingesteld;


de schriftelijke reactie van [naam gedaagde] c.s. van 19 maart 2021 dat [naam 1] nog niet gedagvaard is;


de schriftelijke reactie van [naam eiseres 1] daarop;


de akte overlegging aanvullende producties met producties 24 tot en met 28 van [naam gedaagde] c.s.;


de akte overleggen nadere producties met producties 15 en 16 van [naam eiseres 1];


de akte overlegging aanvullende producties (II) met producties 29 tot en met 33 van [naam gedaagde] c.s.;


de voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingestuurde aantekeningen voor de mondelinge behandeling van [naam eiseres 1];


de voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingestuurde notities van [naam gedaagde] c.s., met productie 34.





1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.






2. De feiten

2.1.

[naam gedaagde] was een particuliere bemiddelingsorganisatie in de thuiszorg. [naam eiseres 1] was via Lambrini B.V. (hierna: Lambrini) gerechtigd tot 40% van de aandelen in [naam gedaagde]. De overige 60% van de aandelen werd gehouden door Elea Beheer B.V. (hierna: Elea Beheer), van welke vennootschap [naam 1], de moeder van [naam eiseres 1], alle aandelen hield.



2.2.
Attenza is een thuiszorgorganisatie gespecialiseerd in intensieve, palliatieve en terminale thuiszorg.



2.3.

[naam gedaagde] en Attenza werkten tot in 2018 samen, in die zin dat [naam gedaagde] cliënten bij Attenza aandroeg en ZZP-ers inzette om cliënten van zorg te voorzien.



2.4.
Op 31 december 2018 hebben Lambrini en Elea Beheer hun aandelen in [naam gedaagde] verkocht aan Attenza. De onderhandelingen leidend tot deze overeenkomst (hierna: de koopovereenkomst) werden voor de verkopers gevoerd door de broer van [naam eiseres 1], [naam 2]. De koopovereenkomst luidt, voor zover thans van belang, als volgt:

“Artikel 2 Lijfrentevoorzieningen



2.1
Op de datum van deze Overeenkomst heeft de Vennootschap [[naam gedaagde]; opmerking rechtbank] de volgende verplichtingen ten aanzien van de door de Verkopers ten behoeve (…) van [naam 1] respectievelijk [naam eiseres 1], opgebouwde lijfrente voorzieningen:
i) een voorziening van totaal EUR 57.739 (Voorziening [naam 1]); en
ii) een (…) voorziening van totaal EUR 111.691 met een rendement van 4% per jaar (Voorziening [naam eiseres 1]).



2.2
Als onderdeel van de Transactie zal de Vennootschap, en zal de Koper [Attenza; opmerking rechtbank] ervoor instaan dat, de Vennootschap na de Leveringsdatum de Voorziening [naam 1] en Voorziening [naam eiseres 1] zal overdragen conform de lijfrente overeenkomsten, welke overeenkomsten de Vennootschap, de Verkopers [Lambrini en Elea Beheer; opmerking rechtbank], [naam 1], [naam eiseres 1] en de Koper zullen sluiten uiterlijk op de Leveringsdatum, aangehecht in de vorm zoals door deze partijen overeengekomen als Bijlage 3 (de Lijfrente Overeenkomsten).

(…)


Artikel 3 Koopprijs en betaling




3.1
De koopprijs voor de Aandelen is gebaseerd op een positie van de Vennootschap vrij van Liquide Middelen en vrij van Schuld per de Effectieve Datum (de Netto Schuld), op basis van welke Netto Schuld de door Koper aan Verkopers te betalen koopprijs voor de Aandelen wordt gecorrigeerd (de Netto Koopprijs).



3.2
De Verkopers hebben in de periode direct voorafgaand aan de datum van deze Overeenkomst een berekening gemaakt van de geschatte Netto Koopprijs voor de Aandelen, aangehecht aan deze Overeenkomst als Bijlage 4.



3.3
Op basis van de berekening aangehecht als Bijlage 4, bedraagt de geschatte koopprijs voor de Aandelen:
i) met inbegrip van de Liquide Middelen: EUR 170.257 (de Basis Koopprijs); en
ii) minus de Schulden: EUR o (de Initiële Netto Koopprijs).



3.4
Op basis van Artikel 3.3, en met inachtneming van hetgeen bepaald in Artikel 2.2 zal er geen bedrag betaalbaar zijn door de Koper op de Leveringsdatum.



3.5
De Initiële Netto Koopprijs zal eventueel worden gecorrigeerd conform Artikelen 3.6 tot en met 3.9, met dien verstande dat de definitieve Netto Koopprijs nooit lager zal zijn dan EUR o en nooit hoger zal zijn dan EUR 190.000. Ter voorkoming van misverstanden: (i) iedere correctie van de Initiële Netto Koopprijs conform Artikelen 3.6 tot en met 3.9 resulterende [in] een bedrag lager dan EUR o zal voor rekening en risico komen van de Koper en (ii) indien de correctie van de Initiële Netto Koopprijs conform Artikelen 3.6 tot en met 3.9 resulteert in een bedrag hoger dan EUR 190.000 zal het meerdere boven EUR 190.000 ten goede komen aan Koper en niet worden vergoed aan de Verkopers.



3.6
Zo spoedig mogelijk na de Leveringsdatum, doch in elk geval binnen 2 maanden zal de Koper de definitieve Netto Koopprijs bepalen. De Koper zal de berekeningen van de Netto Schuld en de definitieve Netto Koopprijs toesturen aan de Verkopers.

(…)



3.9
Indien de definitieve Netto Koopprijs, vastgesteld conform Artikel 3.7 of 3.8, hoger is dan de Initiële Netto Koopprijs opgenomen in Artikel 3.3 zal de Koper dit verschil tot een maximaal totaal bedrag van EUR 20.000 aan de Verkopers pro rata hun aandelenbelang voldoen op door de Verkopers aan te geven bankrekeningnummers in Nederland, het meerdere boven EUR 20.000 komt niet voor vergoeding in aanmerking (…). Indien de definitieve Netto Koopprijs, vastgesteld conform Artikel 3.7 of 3.8, lager is dan de Initiële Netto Koopprijs opgenomen in Artikel 3.3, zal er geen correctie plaatsvinden en zullen de Verkopers niet verplicht zijn dit verschil aan de Koper te vergoeden.

(…)


Artikel 7 Garanties, aansprakelijkheid en vrijwaringen




7.1
Verkopers verklaren dat de Garanties, opgenomen in Bijlage 5 op de Ondertekeningsdatum en de Leveringsdatum juist en niet misleidend zijn.


7.2
Indien één of meer van de Garanties onjuist blijken te zijn (een Inbreuk) dan zijn Verkopers ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende Schade, welk bedrag geacht wordt het bedrag te zijn dat benodigd is om Koper, dan wel naar keuze van Koper de Vennootschap, in de positie te brengen waarin zij was geweest indien de inbreuk op de Garanties zich niet had voorgedaan.



7.3
Indien Koper bekend wordt met een (mogelijke) Inbreuk zal Koper Verkopers zo spoedig mogelijk schriftelijk (…) op de hoogte stellen, doch uiterlijk binnen 3 maanden na ontdekking. Indien en voor zover redelijkerwijs mogelijk, zal de mededeling van Koper een gedetailleerde specificatie bevatten van de relevante feiten en omstandigheden en een schatting van het bedrag van de Schade voortvloeiende uit de Inbreuk. Een kennisgeving gedaan na voornoemde periode van 3 maanden leidt niet tot het verval van het recht van Koper tot het vorderen van schadevergoeding, slechts indien de Schade is vermeerderd als gevolg van deze te late kennisgeving.

(…)



7.6
Koper kan voor de duur van 24 maanden na de Leveringsdatum rechten ontlenen aan de Garanties, met uitzondering van (i) paragrafen (…) 2 en 3 (Vennootschap en Aandelen) van de Garanties waarvoor een periode geldt gelijk aan de wettelijke verjaringstermijn na de Leveringsdatum en (ii) paragraaf 7 (Belastingen) van de Garanties waarvoor een periode geldt gelijk aan de relevante wettelijke naheffingstermijn vermeerderd met zes maanden. De aansprakelijkheid van Verkopers eindigt niet indien Koper voor het verstrijken van voornoemde termijnen een schriftelijke mededeling heeft gedaan zoals bedoeld in Artikel 7.3.

(…)


Artikel 9 Overige afspraken


(…)



9.2

[naam 1] en [naam eiseres 1] stellen zich hierbij als hoofdelijk aansprakelijk (…) garant en als schuldenaar onherroepelijk jegens de Koper tot zekerheid voor de nakoming door de Verkopers van hun verplichting onder deze Overeenkomst. [naam 1] en [naam eiseres 1] verbinden zich onherroepelijk en onvoorwaardelijk om op het eerste schriftelijke verzoek de Koper, houdende dat de Verkopers in verzuim zijn, terstond aan de Koper te betalen, zonder verrekening, inhouding, korting of opschorting, het bedrag verschuldigd uit hoofde van deze Overeenkomst op een door Koper aan te geven bankrekeningnummer in Nederland. [naam 1] en [naam eiseres 1] doen hierbij onherroepelijk en onvoorwaardelijk afstand van alle rechten en verweren die krachtens Nederlands recht of enig ander toepasselijk recht worden toegekend aan hoofdelijke medeschuldenaren en borgen, daaronder begrepen, doch niet beperkt tot, de rechten en verweren genoemd in of voortvloeiende uit de artikelen 9, 12, 52, 139 en 154 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 852 en 853 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.”



2.5.
Bijlage 5 van de koopovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Bijlage 5: Garanties

(…)



4. Financieel


(…)



4.3.
De tussentijdse cijfers van de Vennootschap per september 2018 (de Interim Cijfers) zijn opgesteld in overeenstemming met de in Nederland algemeen aanvaarde normen voor balanswaardering, resultaatsbepaling en overige financiële verslaglegging en op eenzelfde wijze als de jaarrekening 2017 van de Vennootschap en geven een getrouw en duidelijk beeld van de financiële positie van de Vennootschap per de datum van de Interim Cijfers.


4.4.
Sinds 1 januari 2018 (i) heeft de Vennootschap de Onderneming op de gebruikelijke wijze voortgezet, (ii) hebben zich geen materiele negatieve gebeurtenissen voorgedaan ten aanzien van de Vennootschap en/of de Onderneming en (iii) zijn er geen aansprakelijkheden of andere verplichtingen ontstaan voor de Vennootschap anders dan in de normale bedrijfsvoering.

(…)


9. Informatie




9.1.
De Verkopers hebben alle informatie verstrekt aan Koper waarvan in redelijkheid moet worden aangenomen dat deze informatie voor een koper van de Aandelen van invloed zou zijn op de bereidheid om de Aandelen te kopen of om deze Overeenkomst onder de huidige voorwaarden aan te gaan. Alle informatie verstrekt door Verkopers aan Koper in het kader van deze Overeenkomst, waaronder begrepen maar niet beperkt tot alle (financiële) informatie in het kader van de Lijfrente Overeenkomsten, de Netto Koopprijs en de debiteuren, is juist, volledig en niet misleidend.”



2.6.
Op 31 december 2018 hebben [naam eiseres 1] en [naam gedaagde] een “Overeenkomst afstorting lijfrente” (hierna: de afstortingsovereenkomst) ondertekend. De afstortingsovereenkomst luidt, voor zover thans van belang, als volgt:

“1. (…) [naam gedaagde] (…) hierna te noemen Verzekeraar (…)
En
2. (…) [naam eiseres 1] (…) hierna te noemen Gerechtigde (…)

nemen in aanmerking dat:
- Gerechtigde op grond van de op 18 februari 2005 gesloten lijfrenteovereenkomst (hierna te noemen de Lijfrente Overeenkomst) recht heeft op toekomstige lijfrente-uitkeringen te betalen door Verzekeraar onder de voorwaarden zoals opgenomen in de Lijfrenteovereenkomst (hierna te noemen de Lijfrent[e]voorziening);
(…)


de stand van de Lijfrentevoorziening per 31 december 2018 € 111.691,- bedraagt;


De aandeelhouders van Verzekeraar in vergevorderde onderhandeling zijn over de verkoop van alle aandelen die zij houden in het kapitaal van Verzekeraar aan Attenza (…), hierna te noemen de Transactie;


de Aandeelhouders en Attenza zijn overeengekomen dat als onderdeel van de Transactie, Verzekeraar dient te worden bevrijd (…) van haar lijfrenteverplichtingen jegens Gerechtigde onder de Lijfrenteovereenkomst;


Gerechtigde en de Verzekeraar zijn overeengekomen voornoemde lijfrenteverplichtingen uiterlijk 31 januari 2019 over te dragen aan de professionele uitvoerder BLG Wonen tegen betaling van een koopsom van € 111.691 (de Koopsom);


na overdracht van de Lijfrentevoorziening de lijfrente niet langer afhankelijk is van het leven van Gerechtigde;


na overdracht van de lijfrentevoorziening het rendement op het lijfrentekapitaal niet langer afhankelijk is van de financiële positie van Verzekeraar;


Gerechtigde vanwege deze voordelen bereid is een lager rendement te accepteren van 1,8% samengestelde interest op jaarbasis zoals door BLG Wonen aangeboden.



zijn het volgende overeengekomen:


Overdracht Lijfrentevoorziening


1. In aanvulling op en in afwijking van de Lijfrenteovereenkomst komen Partijen overeen dat de Gerechtigde een aanvraag zal indienen conform de aangehechte offerte van BLG Wonen en dat Verzekeraar de Koopsom van € 111.691,- voor 31 januari 2019 zal voldoen.

2. Ten einde de overdracht van de Lijfrente-uitkering te bewerkstelligen zal:
a. Gerechtigde het bij de aangehechte offerte verstrekte aanvraagformulier voor de lijfrente bij BLG Wonen tijdig, volledig ingevuld en ondertekend indienen; en
b. Verzekeraar, na ontvangst [van] de bevestiging van BLG Wonen (…) de verschuldigde Koopsom (ad € 111.691,-) voor 31 januari 2019 (…) voldoen door storting daarvan op de bankrekening van BLG Wonen ovv storting lijfrente [naam eiseres 1] (…).

3. Indien Verzekeraar de verschuldigde Koopsom na 31 januari 2019 voldoet zal de Koopsom maandelijks, per de eerste dag van iedere maand, toenemen met 0,3275% (4% op jaarbasis samengesteld).

(…)

Garantstelling

6. Onder de opschortende voorwaarde dat de Transactie zal worden voltooid door[ ]middel van de levering van alle aandelen in het kapitaal van Verzekeraar door de Aandeelhouders aan Attenza, stelt Attenza zich hierbij garant ten behoeve van Gerechtigde tot zekerheid van de nakoming door Verzekeraar van zijn verplichtingen onder artikel 3 van deze Overeenkomst (hierna te noemen de Betalingsverplichting). Indien en voorzover de Verzekeraar in verzuim is ten aanzien van de Betalingsverplichting, zal Attenza op eerste schriftelijk verzoek van Gerechtig[d]e deze Betalingsverplichting voldoen. ”


2.7.
Op 8 januari 2019 zijn de aandelen in [naam gedaagde] geleverd aan Attenza.



2.8.
In 2020 is er bij meerdere gelegenheden contact geweest tussen Attenza en [naam 2] om door Attenza in de cijfers van [naam gedaagde] ontdekte onduidelijkheden te bespreken. In het kader van deze besprekingen heeft de advocaat van [naam gedaagde] c.s. een regeling opgesteld (hierna: het addendum). Het addendum is door Lambrini en Elea Beheer niet ondertekend.



2.9.
Bij brief van 13 mei 2020 hebben [naam gedaagde] c.s. Elea Beheer en Lambrini hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van de gestelde inbreuken op de bij de koopovereenkomst verstrekte garanties.



2.10.
Bij brief van 15 mei 2020 heeft [naam eiseres 1] [naam gedaagde] c.s. gesommeerd om het bedrag van de lijfrente vermeerderd met rente, in totaal € 117.719,10, af te storten.






3. De vordering in conventie

3.1.

[naam eiseres 1] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [naam gedaagde] c.s. hoofdelijk te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis:

“- aan BLG Wonen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 111.691, vermeerderd met de contractuele rente van 0,3275% per maand, van 1 januari 2019 tot de dag dat de koopsom daadwerkelijk wordt voldaan;


aan BLG Wonen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het verschil tussen het bedrag dat gerekend 14 dagen na vonnis noodzakelijk is om [naam eiseres 1] per 1 januari 2039 een eindkapitaal van € 159.587 te laten bereiken bij BLG Wonen en € 111.691;


de buitengerechtelijke incassokosten overeenkomstig het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten, ten belope van € 1.892, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW vanaf de datum van dagvaarding;


met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure en het nasalaris advocaat ten belope van € 157 als vrijwillig aan het vonnis voldaan wordt en geen betekening noodzakelijk is en € 246 als wel betekening noodzakelijk is.”





3.2.

[naam eiseres 1] vordert na voorwaardelijke vermeerdering van eis voorts:

“voorwaardelijk, namelijk in het geval dat [naam eiseres 1] in reconventie veroordeeld wordt om enig bedrag aan Attenza te betalen, om Attenza te veroordelen aan [naam eiseres 1] een bedrag van € 141.000 te voldoen binnen 14 dagen na vonnis en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van deze conclusie [9 april 2021; opmerking rechtbank];”



3.3.

[naam gedaagde] c.s. voeren verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam eiseres 1] in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [naam eiseres 1] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis in de proceskosten.



3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover nodig nader ingegaan.






4. De vordering in (deels voorwaardelijke) reconventie

4.1.

[naam eiseres 2] c.s. vorderen [naam verweerster] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan hen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 18.317,50, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf 18 mei 2020 tot de dag van volledige betaling.



4.2.
Voor zover in conventie geoordeeld mocht worden dat de gegrondheid van het beroep van [naam eiseres 2] c.s. op verrekening niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, vorderen [naam eiseres 2] c.s. daarnaast bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [naam verweerster] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [naam eiseres 2] c.s. te betalen een bedrag van € 111.691, vermeerderd met de contractuele rente van 0,3275% per maand, vanaf 1 januari 2019 tot aan het moment van voldoening, met veroordeling van [naam verweerster] in de proceskosten.



4.3.

[naam verweerster] voert verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam eiseres 2] c.s. in hun vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [naam eiseres 2] c.s. in de proceskosten.






5. De beoordeling
in conventie

5.1.

[naam eiseres 1] vordert nakoming van de afstortingsovereenkomst. [naam gedaagde] c.s. betwisten op zichzelf niet dat de verbintenis tot afstorting van de lijfrente van [naam eiseres 1] niet is nagekomen en dat zij tot nakoming van die verbintenis kunnen worden aangesproken. In beginsel is de vordering van [naam eiseres 1] tot betaling door [naam gedaagde] c.s. van een bedrag van € 111.691,- aan BLG Wonen dan ook toewijsbaar.



5.2.

[naam gedaagde] c.s. beroepen zich er ter afwering van deze vordering op dat zij een tegenvordering hebben op [naam eiseres 1], op grond waarvan zij gerechtigd waren de nakoming van hun betalingsverbintenis uit de afstortingsovereenkomst op te schorten.



5.3.
Het opschortingsrecht strekt ertoe druk op wederpartij uit te oefenen om de op haar rustende verbintenissen na te komen en leidt er op zichzelf niet dat een schuldeiser bevrijd wordt van zijn eigen verbintenissen (bijvoorbeeld Hoge Raad 2 november 1990, NJ 1991/23).



5.4.
Met het sluiten van de afstortingsovereenkomst hebben [naam gedaagde] c.s. de verbintenis op zich genomen om vóór 31 januari 2019 een bedrag van € 111.691,- over te maken naar een bankrekening van BLG Wonen ten behoeve van [naam eiseres 1].
Op 31 januari 2019 hadden [naam gedaagde] c.s. zich nog niet op het standpunt gesteld dat Lambrini en Elea Beheer inbreuk hebben gemaakt op een of meer in de koopovereenkomst opgenomen garanties en dat [naam eiseres 1] op grond van artikel 9.2 van die overeenkomst kan worden aangesproken tot vergoeding van de door [naam gedaagde] c.s. gestelde schade. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [naam gedaagde] c.s. gesteld dat zij op 31 januari 2019 al wel sterke aanwijzingen hadden dat de koopovereenkomst niet was nagekomen, waarmee volgens hen sprake was van een anticipatory breach. [naam gedaagde] c.s. hebben deze stelling echter niet onderbouwd met concrete argumenten. Derhalve is niet komen vast te staan dat op [naam eiseres 1] op 31 januari 2019 op grond van artikel 9.2 van de koopovereenkomst een betalingsverbintenis rustte. Reeds hierom slaagt het beroep van [naam gedaagde] c.s. op opschorting niet. Uit overweging 5.8 volgt bovendien dezelfde conclusie.



5.5.
Voorts doen [naam gedaagde] c.s. een beroep op verrekening als verweer. Zij voeren ook in dit verband aan dat zij een vordering tot schadevergoeding op [naam eiseres 1] hebben wegens inbreuken op de garanties in de koopovereenkomst.



5.6.
In artikel 7.2 van de koopovereenkomst is bepaald dat schade door garantie-inbreuken geacht wordt het bedrag te zijn dat benodigd is om Attenza dan wel [naam gedaagde] in de positie te brengen waarin zij was geweest indien de inbreuk op de garanties zich niet had voorgedaan.

[naam gedaagde] c.s. voeren aan dat de gegevens die voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst zijn verstrekt over de financiële positie van [naam gedaagde] niet juist en onvolledig zijn gebleken. [naam gedaagde] c.s. wijzen er in dat kader op dat uit de jaarrekening van 2018 van [naam gedaagde] volgt dat in dat jaar een verlies is geleden van € 122.245,-, terwijl vooraf een geprognosticeerde winst werd opgegeven van € 29.000,-. Loonkosten die volgens de opgegeven informatie zouden wegvallen, bleken in de praktijk niet weg te vallen. [naam gedaagde] c.s. wijzen er voorts op dat niet is meegedeeld dat de interim-directeur van [naam gedaagde] was vertrokken en wat de gevolgen daarvan waren. Daarnaast zou onjuiste informatie zijn verstrekt over (de inbaarheid van) de vorderingen van [naam gedaagde]. Een en ander leidt volgens [naam gedaagde] c.s. tot “een tekort” van € 14.501,-, welk bedrag met (minimaal) € 111.691,- stijgt indien zij de lijfrente van [naam eiseres 1] tot dat bedrag moeten afdragen.



5.7.

[naam eiseres 1] betwist gemotiveerd dat onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst en dat sprake is van garantie-inbreuken.



5.8.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbeert het beroep op verrekening, dat is gebaseerd op gestelde garantie-inbreuken, een deugdelijke onderbouwing. [naam gedaagde] c.s. hebben niet op begrijpelijke wijze cijfermatig uiteengezet hoe de door hen gestelde inbreuken leiden tot de hiervoor genoemde schadebedragen. [naam gedaagde] c.s. stellen dat een veel groter deel van de vorderingen van [naam gedaagde] dan voorzien niet inbaar was, maar zij laten na deze stelling te onderbouwen. Het had op hun weg gelegen om (met stukken onderbouwd) aan te geven om welke debiteuren het gaat, dat en waarom de betreffende vorderingen anders dan verwacht niet inbaar zijn gebleken en tot welke schade dat leidt. Het document dat [naam gedaagde] c.s. als productie 20 hebben overgelegd volstaat daarvoor niet. Dat is niet meer dan een door henzelf opgesteld cijfermatig overzicht, zonder onderliggende stukken ter onderbouwing. Ook van de stellingen over het vertrek van de interim-directeur en de niet weggevallen loonkosten alsmede de daarmee naar gesteld gepaard gaande schade zijn geen onderbouwende stukken overgelegd. De gestelde (tegen)vordering van [naam gedaagde] c.s. op [naam eiseres 1] is dan ook niet voldoende onderbouwd en reeds daarom niet komen vast te staan. Voor het toelaten van [naam gedaagde] c.s. tot bewijslevering is geen plaats, omdat van [naam gedaagde] c.s. verwacht mag worden hun beroep op verrekening ter voldoening aan hun stelplicht voldoende te onderbouwen.



5.9.
Nu niet is komen vast te staan dat [naam eiseres 1] [naam gedaagde] c.s. op grond van artikel 9.2 van de koopovereenkomst een schuld heeft aan [naam gedaagde] c.s., komt [naam gedaagde] c.s. geen beroep op verrekening met de vordering van [naam eiseres 1] toe.



5.10.
De vordering van [naam eiseres 1] tot het afstorten van de lijfrente zal dan ook worden toegewezen.



5.11.

[naam eiseres 1] vordert betaling door [naam gedaagde] c.s. van het bedrag dat op het moment van het afstorten nodig is om met de lijfrente een eindkapitaal van € 159.587,- te verwezenlijken.
De rechtbank overweegt als volgt. De lijfrente had voor 31 januari 2019 moeten worden afgedragen. Met het bedrag van € 111.691,- kon dan op 1 januari 2039 een eindkapitaal bereikt worden van € 159.587,-, zo staat als onbetwist door [naam eiseres 1] gesteld vast. [naam gedaagde] c.s. zijn toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van hun verbintenissen uit de afstortingsovereenkomst. Zij zijn dan ook aansprakelijk voor de gevolgen daarvan. Naar het oordeel van de rechtbank hebben partijen die gevolgen geregeld in de afstortingsovereenkomst, nu daarin is bepaald dat het af te storten bedrag bij voldoening na 31 januari 2019 “maandelijks, per de eerste dag van iedere maand, [toeneemt] met 0,3275% (4% op jaarbasis samengesteld)”. Ook de daarop betrekking hebbende vordering is toewijsbaar.



5.12.

[naam eiseres 1] stelt zich gelet op haar tweede vordering weliswaar (kennelijk) op het standpunt dat zij ook bij vergoeding van de contractuele rente schade lijdt doordat op 1 januari 2039 een lager eindbedrag wordt bereikt, maar zij heeft deze stelling niet onderbouwd. De rechtbank zal de daarop betrekking hebbende vordering daarom afwijzen.



5.13.

[naam eiseres 1] vordert betaling door [naam gedaagde] c.s. van buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 1.892,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover. Vaststaat dat [naam eiseres 1] [naam gedaagde] c.s. tot betaling heeft gesommeerd bij brief van 15 mei 2020. Daarmee is voldoende onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten blijft onder het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen. De stelling van [naam gedaagde] c.s. dat dit niet terecht is omdat [naam eiseres 1] alle schikkingsmogelijkheden voorbij heeft laten gaan, verandert dat niet. Niet valt in te zien dat dit maakt dat [naam eiseres 1] geen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten kan vorderen.
De wettelijke rente over deze kosten wordt toegewezen als gevorderd.


5.14.

[naam gedaagde] c.s. worden als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. Dat komt neer op € 1.639,- aan vastrecht, € 94,54 aan explootkosten en € 3.540,- aan salaris voor de advocaat (2 punten x liquidatietarief V), in totaal derhalve € 5.273,54. [naam gedaagde] c.s. worden voorts, zoals gevorderd, hoofdelijk veroordeeld in de nakosten.



5.15.

[naam gedaagde] c.s. hebben in hun aantekeningen voor de mondelinge behandeling aandacht gevraagd voor het restitutierisico. Als zij voldoen aan een veroordelend vonnis, wordt het door hen aan BLG Wonen te betalen bedrag vastgezet en het is zeer de vraag of [naam eiseres 1] dit bedrag zal kunnen terugbetalen als [naam gedaagde] c.s. in een eventueel hoger beroep in het gelijk wordt gesteld. De rechtbank acht dit restitutierisico wat betreft de eerste vordering van [naam eiseres 1] reëel. Gesteld noch gebleken is dat [naam eiseres 1] wat betreft deze vordering een zwaarwegend belang heeft bij een vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Zij heeft niet gesteld dat er grond is voor twijfel aan de solvabiliteit van Attenza. Als dit vonnis na een eventueel hoger beroep in stand blijft, wordt [naam eiseres 1] voor de latere betaling van de door de rechtbank toegewezen bedragen gecompenseerd doordat zij hogere bedragen aan contractuele rente zal ontvangen. De belangen van [naam gedaagde] c.s. moeten naar het oordeel van de rechtbank op dit punt zwaarder wegen dan die van [naam eiseres 1], zodat de rechtbank dit vonnis op dit punt niet uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren.


in reconventie



5.16.

[naam eiseres 2] c.s. vorderen in voorwaardelijke reconventie [naam verweerster] te veroordelen tot betaling van € 111.691,-. De voorwaarde waaronder deze vordering wordt ingesteld is dat in conventie het beroep van [naam verweerster] op artikel 6:136 BW door de rechtbank wordt gehonoreerd, dat wil zeggen dat het beroep op verrekening wordt gepasseerd omdat de gegrondheid van de tegenvordering niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. Die voorwaarde is niet vervuld. In conventie is immers niet geoordeeld dat het beroep van [naam verweerster] op artikel 6:136 BW slaagt, maar dat niet is komen vast te staan dat [naam eiseres 2] c.s. een (tegen)vordering hebben op [naam verweerster]. De rechtbank komt dan ook niet toe aan het beoordelen van de voorwaardelijke vordering in reconventie. Een andere uitleg van de door [naam eiseres 2] c.s. geformuleerde voorwaarde had hen overigens niet gebaat, omdat hun vordering in dat geval gelet op overweging 5.8 was afgewezen.



5.17.
Uit overweging 5.8 volgt dat niet is komen vast te staan dat in 2018 bij [naam eiseres 2] sprake is geweest van een “tekort” van € 14.501,- waarvoor [naam verweerster] aansprakelijk kan worden gehouden. De onvoorwaardelijke vordering in reconventie moet in zoverre worden afgewezen.



5.18.
Daarnaast heeft de onvoorwaardelijke vordering in reconventie betrekking op een bedrag van € 3.816,50 aan kosten die [naam eiseres 2] c.s. stellen te hebben gemaakt voor het (doen) opstellen van het addendum. [naam eiseres 2] c.s. baseren deze vordering op artikel 6:74 BW dan wel 6:162 BW. Wat [naam eiseres 2] c.s. hierover hebben gesteld, is onvoldoende om deze vordering te kunnen dragen. Dat kosten zijn besteed aan het opstellen van een regeling die uiteindelijk niet tot stand is gekomen, rechtvaardigt op zichzelf niet dat [naam eiseres 2] c.s. betaling van deze kosten vorderen. [naam eiseres 2] c.s. hebben niet voldoende onderbouwd waarom deze kosten door [naam verweerster] gedragen zouden moeten worden. Ook dit onderdeel van hun vordering zal dan ook worden afgewezen.



5.19.

[naam eiseres 2] c.s. zullen worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie. Dat komt tot aan dit vonnis neer op een bedrag van € 1.770,- (0,5 x 2 punten x liquidatietarief V) aan salaris voor de advocaat van [naam verweerster]. In reconventie heeft [naam verweerster] geen hoofdelijke veroordeling, veroordeling in de nakosten of uitvoerbaarheid bij voorraad gevorderd.


in voorwaardelijke conventie




5.20.
De voorwaarde waaronder [naam eiseres 1] de vermeerdering van eis heeft ingesteld is niet vervuld, zodat deze vermeerdering onbesproken kan blijven.







6. De beslissing
De rechtbank,


in conventie



6.1.
veroordeelt [naam gedaagde] c.s. hoofdelijk om binnen veertien dagen na dit vonnis aan BLG Wonen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 111.691,-, vermeerderd met de contractuele rente van 0,3275% per maand, van 1 februari 2019 tot de dag dat voornoemd bedrag wordt voldaan;



6.2.
veroordeelt [naam gedaagde] c.s. hoofdelijk tot betaling binnen veertien dagen na dit vonnis aan [naam eiseres 1] van € 1.892,- aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 5 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling;



6.3.
veroordeelt [naam gedaagde] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [naam eiseres 1] tot aan dit vonnis vastgesteld op € 5.273,54 en te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis;



6.4.
veroordeelt [naam gedaagde] c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van [naam eiseres 1] begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam gedaagde] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis;



6.5.
verklaart de veroordelingen onder 6.2, 6.3 en 6.4 uitvoerbaar bij voorraad;



6.6.
wijst af het meer of anders gevorderde;


in reconventie:




6.7.
wijst de vorderingen af;



6.8.
veroordeelt [naam eiseres 2] c.s. in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van [naam verweerster] vastgesteld op € 1.770,-.


Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Lankhaar, griffier. Het is in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2021.

1861/3194/2294
Link naar deze uitspraak