Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBNNE:2020:1994 
 
Datum uitspraak:25-03-2020
Datum gepubliceerd:28-05-2020
Instantie:Rechtbank Noord-Nederland
Zaaknummers:169327
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Ontkenning vaderschap en vaststelling gerechtelijke vaststelling vaderschap. Verzoekster heeft verblijfsvergunning. Minderjarige heeft een afgeleide status van moeder. Artikel 10:17 BW van toepassing. Nederlands recht van toepassing. Zaak wordt beoordeeld op grond van artikel 1:200 BW, artikel 1:207 BW en artikel 1:5 BW.
Trefwoorden:biologisch
burgerlijk wetboek
echtscheiding
 
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaak-/rekestnummer: C/17/169327 / FA RK 19-1216


beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 25 maart 2020


inzake




[naam]
,
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn, kantoorhoudende te Dokkum,


tegen




[naam]
,
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats,
hierna ook te noemen de man,
niet in rechte verschenen.



De rechtbank merkt ter zake van alle verzoeken als belanghebbende aan:

de minderjarige [naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen [het kind] ,
vertegenwoordigd door mr. R. Schütz, kantoorhoudende te Leeuwarden,
hierna ook te noemen de bijzondere curator.


De rechtbank merkt ter zake van het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en tot wijziging van de geslachtsnaam als belanghebbende aan:



[naam]

wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen [de vader] .





1Procesverloop


1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, binnengekomen bij de griffie op 9 oktober 2019;
- het F9-formulier met bijlage ingediend op 11 oktober 2019 namens de vrouw;
- het F9-formulier ingediend op 11 oktober 2019 namens de vrouw;
- de beschikking benoeming bijzondere curator van deze rechtbank van 6 november 2019, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;
- de beschikking benoeming bijzondere curator van deze rechtbank van 31 december 2019, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;
- het advies van de bijzondere curator, binnengekomen bij de griffie op 7 februari 2020;
- het F9-formulier met bijlage ingediend op 17 februari 2020 namens de vrouw.



1.2.
De zaak is mondeling behandeld ter zitting met gesloten deuren van 27 februari 2020. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Ligtvoet-van Tuijn en de heer [naam] , tolk in de Arabische taal;
- de bijzondere curator;
- [de vader] .





2Vaststaande feiten


2.1.
De vrouw en de man zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2009 te [plaatsnaam] , ook wel bekend als [plaatsnaam] , in [naam land] . Bij beschikking van deze rechtbank van [datum] is de echtscheiding uitgesproken.



2.2.
Uit het huwelijk van de vrouw en de man zijn de volgende nog minderjarige kinderen geboren:
- [naam] , ook wel [naam] (hierna ook: [minderjarige 1] ), geboren op [datum] 2011 te [geboorteplaats] ;
- [naam] , ook wel [naam] (hierna ook: [minderjarige 2] ), geboren op [datum] 2013 te [geboorteplaats] ;
- [het kind] , geboren op [datum] 2019 te [geboorteplaats] .



2.3.
De vrouw beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. [het kind] woont samen met de vrouw te [woonplaats] . De vrouw en [het kind] hebben de [X] nationaliteit.



2.4.
De man heeft een onbekende verblijfplaats. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben bij hem het hoofdverblijf. De nationaliteit van de man is eveneens onbekend.



2.5.

[de vader] is de huidige partner van de vrouw. Hij beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Hij heeft de [X] nationaliteit en woont bij de vrouw en [het kind] te [woonplaats] .





3Standpunten en de beoordeling daarvan


3.1.
De vrouw verzoekt - voor zover nog aan de orde -:

- gegrondverklaring van de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap van de man ten aanzien van [het kind] ;
- gegrondverklaring van het gerechtelijk vaderschap van [de vader] ten aanzien van [het kind] , onder de voorwaarde dat de beschikking met betrekking tot de gegrondverklaring van de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan;
- de geslachtsnaam van [het kind] te wijzigen van [naam van de man] naar [naam van de vader] ;
- de griffier te gelasten een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leeuwarden.
De vrouw stelt dat de man en zij al vanaf 2014/2015 uit elkaar zijn en apart leven. De vrouw heeft al meer dan vijf jaar geen contact meer met de man en zij heeft dan ook geen gemeenschap meer gehad met hem. [de vader] is haar huidige partner en zij heeft geen twijfel dat hij de verwekker is van [het kind] . De vrouw heeft de afgelopen twee jaar geen andere partners gehad.



3.2.
De man is niet in rechte verschenen en heeft dan ook geen verweer gevoerd.



3.3.

[de vader] heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van zijn vaderschap over [het kind] en tegen het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [het kind] . Hij heeft ter zitting gesteld dat hij geen twijfel heeft over de vraag of hij de verwekker is van [het kind] .



3.4.
De bijzondere curator stelt in zijn advies geen twijfels te hebben bij de stellingen van de vrouw en deze aannemelijk te wachten, maar dat desondanks een DNA-onderzoek dient plaats te vinden waaruit het vaderschap van [de vader] blijkt. Als dat aldus wordt vastgesteld, kan volgens de bijzondere curator het verzoek tot ontkenning vaderschap worden toegewezen. De bijzondere curator stelt ter zitting dat hij het minder aannemelijk acht dat [de vader] niet de vader is van [het kind] . De bijzondere curator kan zich echter voorstellen dat de rechtbank, nu er geen standpunt van de man is, een DNA-onderzoek noodzakelijk acht. Ook kan de bijzondere curator zich voorstellen dat dat in dit geval, gelet op de sterke onderbouwing van het verzoek, de gebrekkige financiële situatie van de vrouw en [de vader] en het gegeven dat beiden niet twijfelen aan het verwekkerschap van [de vader] , achterwege gelaten wordt.


Rechtsmacht ten aanzien van de verzoeken




3.5.
Op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht ten aanzien van de verzoeken, nu de vrouw en [het kind] hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.


Ontkenning vaderschap



Toepasselijk recht en juridisch kader



3.6.
Op grond van artikel 10:17 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt de persoonlijke staat van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning asiel (on)bepaalde tijd is verleend, beheerst door het recht van zijn woonplaats, of, indien hij geen woonplaats heeft, door het recht van zijn verblijfplaats. De vrouw beschikt over een dergelijke verblijfsstatus en [het kind] heeft een daarvan afgeleide status. Nu [het kind] zijn woonplaats in Nederland heeft, is op de vraag of familierechtelijke betrekkingen tussen hem en de man zijn ontstaan Nederlands recht van toepassing.



3.7.
Gelet op het feit dat [het kind] (nog) binnen het huwelijk van de vrouw en de man is geboren, zijn er naar Nederlands recht - gelet op artikel 1:199 BW - familierechtelijke betrekkingen ontstaan tussen de man en [het kind] . De man staat geregistreerd en wordt aangemerkt als zijn (juridische) vader.



3.8.
Op het verzoek van de vrouw tot ontkenning van het vaderschap van de man is artikel 1:200 BW van toepassing. Op grond van het eerste lid kan het door het huwelijk ontstane vaderschap, op de grond dat de man niet de biologische vader van het kind is, worden ontkend door onder meer de moeder van het kind. Op grond van het vijfde lid wordt het verzoek door de moeder bij de rechtbank ingediend binnen een jaar na de geboorte van het kind.


Ontvankelijkheid van het verzoek



3.9.
Nu [het kind] op [datum] 2019 is geboren en het verzoek van de vrouw op [datum] bij de rechtbank is ingediend, heeft de vrouw het verzoek tijdig ingediend en is zij daarin ontvankelijk.


Nadere inhoudelijke beoordeling



3.10.
De rechtbank is van oordeel dat de man niet de biologische vader van [het kind] kan zijn. De vrouw en de man hebben al meer dan vijf jaar geen contact met elkaar. De vrouw verblijft al geruime tijd in Nederland. De man staat niet geregistreerd in Nederland. [het kind] is in 2019 in Nederland geboren. Gelet op het voorgaande is het feitelijk niet mogelijk dat de man de verwekker is. Nu ook overigens niet gebleken is dat het verzoek onrechtmatig of ongegrond is, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw in dit kader toewijzen.


Gerechtelijke vaststelling vaderschap



Toepasselijk recht en juridisch kader



3.11.
Onder verwijzing naar het hiervoor aangehaalde artikel 10:17 lid 1 BW, is de rechtbank van oordeel dat op het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [de vader] over [het kind] eveneens Nederlands recht van toepassing is.



3.12.
Op het verzoek van de vrouw tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [de vader] is artikel 1:207 BW van toepassing. Op grond van het eerste lid kan het ouderschap van een persoon op de grond dat deze de verwekker is van het kind door de rechtbank worden vastgesteld op verzoek van de moeder, tenzij het kind de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt. Lid twee bepaalt dat vaststelling van het ouderschap niet kan geschieden, indien het kind twee ouders heeft. Lid 3 bepaalt dat het verzoek door de moeder wordt ingediend binnen vijf jaren na de geboorte van het kind.


Ontvankelijkheid van het verzoek



3.13.
Nu [het kind] op [datum] 2019 is geboren en het verzoek van de vrouw op [datum] bij de rechtbank is ingediend, heeft de vrouw het verzoek tijdig ingediend en is zij daarin ontvankelijk.


Nadere inhoudelijke beoordeling



3.14.
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of een DNA-onderzoek ter vaststelling van het verwekkerschap van [de vader] noodzakelijk is in onderhavig geval.



3.15.
De rechtbank stelt voorop dat door de Hoge Raad bij arrest van 11 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AP1318) is overwogen dat de wet niet voorschrijft hoe aangetoond moet worden dat een persoon de verwekker is van een kind.

Uit de parlementaire geschiedenis inzake het afstammingsrecht (Kamerstukken II 1996/97, 24 649 en 25 189, nr. 35, blz. 31) volgt dat de rechter ambtshalve bewijs kan verlangen en ambtshalve een deskundigenbericht kan gelasten. Uit de wetsgeschiedenis volgt echter niet dat in het kader van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap het biologisch vaderschap van de verwekker slechts via DNA-onderzoek kan worden vastgesteld.



3.16.
Nu de wet niet voorschrijft hoe aangetoond moet worden dat een persoon de verwekker is van een kind, ziet de rechtbank in dit geval aanleiding om het vaderschap vast te stellen op grond van andere concrete aanwijzingen die het verwekkerschap van [de vader] ondersteunen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat zij van oordeel is dat het in het belang van [het kind] is dat de juridische en feitelijke situatie omtrent de afstamming met elkaar in overeenstemming worden gebracht. Zowel de vrouw als [de vader] hebben een klein inkomen en beschikken niet over de middelen om een DNA-onderzoek te bekostigen. Noch beschikt de rechtbank over financiële middelen om hierin te voorzien. Voorts overweegt de rechtbank dat geen van de betrokkenen twijfelt over het biologisch vaderschap van [de vader] en er ook geen redenen zijn te bedenken waarom de vrouw en [de vader] dit zouden verzinnen. Ter zitting heeft zowel de vrouw als [de vader] verklaard dat er geen twijfel is dat [de vader] de verwekker is van [het kind] en dat de vrouw de afgelopen twee jaren geen andere partners heeft gehad. De vrouw, [de vader] en [het kind] wonen samen in een gezinssituatie te [woonplaats] . [de vader] heeft, zo blijkt uit de stukken, [het kind] ook bij de geboorte aangegeven bij de gemeente. De vrouw en [de vader] spannen zich thans in om hem ook als vader te laten registreren. In onderhavige procedure zijn tot slot geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die erop kunnen duiden dat een ander dan [de vader] in aanmerking komt als mogelijke biologische vader.



3.17.
Hoewel dus geen verwantschapsonderzoek is uitgevoerd en niet onomstotelijk vaststaat dat [de vader] de verwekker van [het kind] is, is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor omschreven aanwijzingen voldoende bewijs opleveren voor de stelling dat [de vader] de verwekker is van [het kind] . De rechtbank zal het verzoek van de vrouw tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [de vader] over [het kind] dan ook toewijzen.


Wijziging geslachtsnaam



Juridisch kader



3.18.
Artikel 1:5 lid 2 BW bepaalt dat indien een kind door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, het de geslachtsnaam van de moeder houdt, tenzij de moeder en de man, wiens vaderschap is vastgesteld, ter gelegenheid van de vaststelling gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben.


Inhoudelijke beoordeling



3.19.
Voornoemde verklaring hebben de vrouw en [de vader] zowel schriftelijk (blijkend uit de stukken in het dossier) als mondeling ter zitting gedaan. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de geslachtsnaam van [het kind] met ingang van de datum waarop de beslissing van de rechtbank inzake de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap onherroepelijk is geworden " [naam van de vader] " komt te luiden.





4Beslissing

De rechtbank:


4.1.
verklaart gegrond de ontkenning van het vaderschap van [de man] , over de minderjarige [het kind] , geboren op [datum] 2019 te [geboorteplaats] ;



4.2.
stelt - onder het voorbehoud dat de beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap, genoemd onder 4.1., onherroepelijk is geworden - vast het vaderschap van [de vader] over voornoemde minderjarige;



4.3.
bepaalt dat voornoemde minderjarige de geslachtsnaam " [naam van de vader] " zal dragen met ingang van de datum waarop de beslissing inzake de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, genoemd onder 4.2., onherroepelijk is geworden;



4.4.
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leeuwarden;



4.5.
wijst af het meer of anders verzochte;



4.6.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator als beëindigd, tenzij tegen de afstammingsuitspraak een rechtsmiddel wordt ingesteld.










Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. G.J. Baken, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 25 maart 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.






























Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden.



















fn: 794
Link naar deze uitspraak