Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RVS:2019:536 
 
Datum uitspraak:20-02-2019
Datum gepubliceerd:20-02-2019
Instantie:Raad van State
Zaaknummers:201804579/1/A3
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:Bij besluit van 29 juni 2017 heeft het college het verzoek van [appellant] om wijziging van zijn in de basisregistratie personen (hierna: brp) geregistreerde geboortedatum afgewezen.
Trefwoorden:burgerlijk wetboek
studiefinanciering
 
Uitspraak
201804579/1/A3.
Datum uitspraak: 20 februari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Zoetermeer,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 april 2018 in zaak nr. 17/8166 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2017 heeft het college het verzoek van [appellant] om wijziging van zijn in de basisregistratie personen (hierna: brp) geregistreerde geboortedatum afgewezen.
Bij besluit van 19 oktober 2017 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 april 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 januari 2019, waar [appellant], bijgestaan door mr. M. Woudwijk, advocaat te Amsterdam, en A.O. Adam, tolk, en het college, vertegenwoordigd door E. Kisters en G.M. Frijters, zijn verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1.    Artikel 2.8, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp) luidt:
"De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend."
Inleiding
2.    [appellant] staat sinds 18 mei 2015 in de brp ingeschreven met geboortedatum [geboortedatum] 2003. Deze inschrijving, die heeft plaatsgevonden in de gemeente Haarlemmermeer, is gebaseerd op een onder ede afgelegde verklaring van zijn zus. Op 31 januari 2017 heeft [appellant] het college verzocht om correctie van zijn geboortedatum van [geboortedatum] 2003 naar [geboortedatum] 1999. Daarbij heeft hij de volgende documenten overgelegd:
- een nationaliteitsverklaring, afgegeven op 14 april 2016 door de Ambassade van Somalië in België;
- een verklaring van geboorte, evenzeer afgegeven op 14 april 2016 door de eerder genoemde Ambassade;
- een kopie van een brief van 16 maart 2016 van een kinderarts, verbonden aan het Spaarne Gasthuis, waarin de resultaten van een leeftijdsonderzoek zijn neergelegd.
Besluitvorming
3.    Het college heeft het besluit van 29 juni 2017 bij het besluit van 19 oktober 2017 gehandhaafd. Het heeft zich hierbij gebaseerd op de conclusies van de Immigratie- en Naturalisatiedienst die na onderzoek van de nationaliteits- en de geboorteverklaring heeft vastgesteld dat de documenten, gelet op het aanwezige vergelijkingsmateriaal, echt zijn maar dat niet kan worden vastgesteld of de documenten bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven en dat niet duidelijk is aan de hand van welk brondocument de verklaringen zijn opgesteld.
Aangevallen uitspraak
4.    De rechtbank heeft overwogen dat het college het verzoek van [appellant] om correctie van zijn geboortedatum terecht heeft afgewezen. De rechtbank heeft verwezen naar vaste jurisprudentie van de Afdeling en overwogen dat [appellant] met de door hem overgelegde gegevens niet onomstotelijk heeft aangetoond dat de thans in de brp geregistreerde geboortedatum onjuist is.
Hoger beroep
5.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de stelling dat zijn zus de Nederlandse taal ten tijde van de verklaring onder ede niet machtig was geen afbreuk doet aan de bewijskracht van de verklaring, nu niet aannemelijk is gemaakt dat zij niet heeft begrepen wat de impact van haar verklaring zou zijn. Volgens [appellant] heeft zijn zus zich niet gerealiseerd wat de gevolgen van haar verklaring zouden zijn en was zij de taal onvoldoende machtig om zich dat te kunnen realiseren. Daarbij komt dat zijn zus slecht is in het onthouden van geboortedata van familieleden. In Somalië zijn geboortedata ook veel minder belangrijk dan in Nederland. De rechtbank heeft voorts te weinig waarde gehecht aan de door [appellant] overgelegde verklaringen van de Somalische Ambassade, het leeftijdsonderzoek, alsmede de verklaringen van zijn moeder en de verloskundige. Nu niet langer kan worden uitgegaan van de gegevens uit de brp, wordt het doel van de wet dat gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn, bovendien niet gediend. [appellant] merkt tevens op dat zijn school hem een klas hoger heeft ingedeeld, omdat hij veel ouder was dan zijn klasgenoten, en dat hij geen studiefinanciering kan krijgen. Hij wilde in augustus 2018 starten met een Mbo-opleiding, maar daarvoor moet je minimaal 16 jaar zijn.
5.1.    Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen zal volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens, gelet op het systeem van de Wet brp, onomstotelijk moeten vaststaan dat deze gegevens onjuist zijn. Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1707).
5.2.    In beroep heeft [appellant] naast de onder 2 genoemde documenten een brief van een decaan van de Leonardo da Vinci scholengemeenschap, een verklaring van zijn moeder en een verklaring van een verloskundige overgelegd. In hoger beroep heeft hij daar een stuk van de Somalische Ambassade en een brief van de gemeente aan toegevoegd.
5.3.    Het leeftijdsonderzoek is uitgevoerd door een kinderarts van het Spaarne Gasthuis. De kinderarts concludeert dat uit de lichamelijke ontwikkeling van [appellant] kan worden afgeleid dat hij zeker ouder is dan de in zijn paspoort vermelde leeftijd en dat een geboortedatum in [geboortedatum] 1999 daarbij past. Het college heeft dit niet bestreden. Hoewel de resultaten van het leeftijdsonderzoek een indicatie vormen voor de juistheid van de stelling dat de thans in de brp geregistreerde geboortedatum onjuist is, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het leeftijdsonderzoek geen brondocument is in de zin van de Wet brp en daarom niet kan leiden tot wijziging van de geboortedatum in de brp. Dat geldt eveneens voor de verklaringen van de moeder en de verloskundige en de overige in deze procedure overgelegde documenten. Deze documenten kunnen slechts als aanvullend bewijs dienen in het geval bijvoorbeeld onduidelijk is of de gegevens in een brondocument behoren bij de persoon die dat document heeft overgelegd (zie bijvoorbeeld de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 23 mei 2018). Voor het oordeel dat de rechtbank aan deze documenten onvoldoende waarde heeft gehecht, bestaat derhalve geen grond. Door het ontbreken van brondocumenten kunnen de omstandigheden dat zijn zus de Nederlandse taal onvoldoende machtig was om een betrouwbare verklaring af te leggen over zijn geboortedatum, niet goed is in het onthouden van geboortedata en dergelijke gegevens in Somalië ook veel minder belangrijk zijn dan in Nederland, wat daar verder van zij, niet leiden tot een ander oordeel. De rechtbank heeft ten slotte terecht overwogen dat de omstandigheid dat [appellant] persoonlijk belang heeft bij de wijziging van zijn geboortedatum evenmin kan leiden tot het oordeel dat het college de geboortedatum had moeten wijzigen. Overigens blijkt uit de door hem in hoger beroep overgelegde brief van de gemeente dat hem toestemming is verleend als bedoeld in artikel 3b van de Leerplichtwet 1969 en MBO Rijnland bereid is hem toe te laten tot de opleiding.
Het betoog faalt.
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Veenboer, griffier.
w.g. Hoogvliet
lid van de enkelvoudige kamer   
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2019
730.
Link naar deze uitspraak