Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBAMS:2017:4371 
 
Datum uitspraak:31-01-2017
Datum gepubliceerd:22-06-2017
Instantie:Rechtbank Amsterdam
Zaaknummers:5518551 EA VERZ 16-1407
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:‘Door zonder geldige reden haar intentie om een arbeidsovereenkomst met [X] te sluiten geen gevolg te geven en door de leerstageovereenkomst zonder geldige reden voortijdig te beëindigen, heeft [Y] naar het oordeel van de kantonrechter onrechtmatig gehandeld respectievelijk is zij tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichting. Derhalve is zij schadeplichtig geworden.’
Trefwoorden:arbeidsovereenkomst
bijstandsuitkering
uitkering
 
Uitspraak
vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 5518551 EA VERZ 16-1407
vonnis van: 31 januari 2017
fno.: 21924




vonnis van de kantonrechter

I n z a k e




[verzoekster]

wonende te [plaats]
verzoekster/eiseres
nader te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. P. Goettsch

t e g e n



de Vereniging met de volledige rechtsbevoegheid Cliëntenbelang Amsterdam
gevestigd te Amsterdam
verweerster/gedaagde
nader te noemen: Cliëntenbelang
gemachtigde: mr. J.L.A. Helmer



VERLOOP VAN DE PROCEDURE


[verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend dat is binnengekomen op 11 november 2016. Cliëntenbelang heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens heeft [verzoekster] een ‘nadere onderbouwing’ van haar verzoek ingediend. Vooruitlopend op de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] nog twee producties in het geding gebracht.

Op 18 januari 2017 is de zaak mondeling behandeld. [verzoekster] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Voor Cliëntenbelang zijn verschenen [naam 1] ( [functie] ) en [naam 2] ( [functie] ), vergezeld van de gemachtigde. Beide partijen hebben vragen van de kantonrechter beantwoord en naar voren gebracht wat zij wensten, [verzoekster] aan de hand van een pleitnota. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

Ten slotte is een uitspraakdatum bepaald.




Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de stukken, staat in dit geding het volgende vast:

1.1.

[verzoekster] heeft sinds 21 juni 2016 16 uur per week werkzaamheden voor Cliëntenbelang verricht op basis van een leerstageovereenkomst in het kader van de Participatiewet (met behoud van uitkering) voor de duur van zes maanden.


1.2.
In artikel 7 lid 2 van de leerstageovereenkomst is opgenomen:
‘Tussentijdse beëindiging van de overeenkomst leerstage met onmiddellijke ingang zonder dat enig recht op schadevergoeding zal ontstaan kan geschieden indien:
- de arbeidsre-integratie van de deelnemer meer gebaat is bij een andere voorziening of activiteit of een leerstage op een andere plek.
- de deelnemer uitstroomt naar werk of een andere reden waardoor de bijstandsuitkering beëindigd wordt.
- de deelnemer de overeengekomen activiteiten niet of onvoldoende volgt en/of deelnemer zich niet aan de gemaakte afspraken houdt. Dit kan gevolgen hebben voor de bijstandsuitkering van deelnemer.
- de organisatie de overeengekomen begeleiding en/of activiteiten niet of onvoldoende aanbiedt.’


1.3.
In een evaluatieverslag van 30 augustus 2016 is onder meer opgenomen:
‘[naam 3] [de stagebegeleider] geeft aan dat zij heeft besloten om de organisatie te verlaten en dat [naam 1] [ [functie] ] [verzoekster] een arbeidsovereenkomst gaat aanbieden vanaf 01-10-2016. [naam 3] geeft aan dat het vertrouwen er is dat [verzoekster] haar werkzaamheden als Projectleider/coördinator kan overnemen op basis van haar verrichte werkzaamheden en inzet op haar Externe leerstage bij Cliëntenbelang Amsterdam. (…) Het volgend evaluatie moment is niet van toepassing wegens [verzoekster] haar indienst treding bij Cliëntenbelang Amsterdam per 01-10-2016.’


1.4.
Bij e-mail van 9 september 2016 heeft de directeur de medewerkers onder meer bericht:
‘Wat in eerste instantie een tijdelijke ondersteuning van [naam 3] was, wordt nu een collega. [verzoekster] zal [naam 3] gaan vervangen als projectleider voor het project Zorgschouwen. Ik wens haar heel veel succes!’


1.5.
Op 13 september 2016 hebben [verzoekster] en haar stagebegeleider [naam 3] een verschil van mening gehad. [verzoekster] is toen naar huis gegaan en niet meer teruggekeerd op het werk.


1.6.
Cliëntenbelang heeft aan de gemeente laten weten dat de arbeidsovereenkomst per 01-10-2016 niet doorging en de leerstage zou worden beëindigd per 30-09-2016.


1.7.
Bij brief van 21 oktober 2016 heeft [verzoekster] zich tegen de gang van zaken verzet.





Verzoek en verweer
2. [verzoekster] verzoekt de kantonrechter te bepalen dat Cliëntenbelang een (immateriële) schadevergoeding verschuldigd is van € 5.000,00.
3. Aan dit verzoek legt [verzoekster] het volgende ten grondslag. Cliëntenbelang had [verzoekster] toegezegd met ingang van 1 oktober 2016 met haar een arbeidsovereenkomst te sluiten. Die toezegging had Cliëntenbelang na moeten komen, er was geen geldige reden om dat niet te doen. Zij heeft gehandeld in strijd met het goed werkgeverschap. [verzoekster] is in haar goede naam aangetast en zij heeft in verband met de toezegging enige tijd niet gesolliciteerd en arbeidskansen gemist. Daarom maakt zij aanspraak op (schade)vergoeding.
4. Cliëntenbelang verweert zich tegen het verzoek. Zij voert samengevat het volgende aan. In augustus 2016 is aangegeven dat [verzoekster] in principe [naam 3] zou gaan vervangen. Over de vorm waarin dat zou plaatsvinden en de noodzakelijke, bijbehorende voorwaarden is niet nader gesproken. Van een arbeidsovereenkomst was daarom nog geen sprake. Op 13 september 2016 zou [verzoekster] zelfstandig een zorgschouw uitvoeren. Omdat voorafgaand daaraan grote twijfel bij [naam 3] was ontstaan over het goede verloop – relaties hadden geklaagd over het optreden van [verzoekster] – heeft zij medegedeeld dat zij zelf de zorgschouw zou uitvoeren. [verzoekster] was hier niet blij mee en is vertrokken en niet meer teruggekeerd. Cliëntenbelang kwam tot de conclusie dat [verzoekster] essentiële kwaliteiten en deskundigheid miste om werkzaamheden voor Cliëntenbelang te vervullen. [verzoekster] heeft niet meer van zich laten horen, de directeur heeft nog wel gepoogd in contact te treden via de contactpersoon bij de gemeente. Van een arbeidsovereenkomst was (nog) geen sprake, op grond van artikel 7 lid 2 van de leerstageovereenkomst, bestaat geen recht op schadevergoeding, het causaal verband met de gestelde schade ontbreekt, onvoldoende onderbouwd is dat schade is geleden en [verzoekster] heeft niet aan haar schadebeperkingsplicht voldaan.



Beoordeling
5. In het verweerschrift heeft Cliëntenbelang aangevoerd dat de onderhavige procedure niet bij verzoekschrift moet worden ingeleid, maar bij dagvaarding. Hoewel Cliëntenbelang ter zitting dit verweer heeft ingetrokken, is de kantonrechter gehouden hierover ambtshalve te oordelen. Omdat [verzoekster] zich ter zitting na vragen van de kantonrechter op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een gesloten arbeidsovereenkomst, kan de onderhavige vordering niet op grond van artikel 7:686a, lid 2 BW bij verzoekschrift worden ingediend. Derhalve wordt teruggevallen op het algemene uitgangspunt dat zaken dienen te worden ingeleid met een dagvaarding (artikel 78 io. 261 Rv). De procedure is aldus verkeerd ingeleid. Ingevolge artikel 69 Rv zal de procedure worden voortgezet volgens de regels die gelden volgens de dagvaardingsprocedure. Dit is ter zitting met partijen besproken en die hebben medegedeeld dat zij ermee instemmen dat de zitting als comparitie zal worden beschouwd en daarna een vonnis zal worden gewezen. Aldus zal geschieden.
6. Zoals hiervoor is overwogen, heeft (de gemachtigde van) [verzoekster] zich ter zitting op het standpunt gesteld dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst met ingang van 1 oktober 2016 is gesloten. Gelet op dit eensluidende standpunt van partijen, zal de kantonrechter daar ook van uitgaan. Vast staat – onder meer op basis van de communicatie die onder 1.3 en 1.4 is opgenomen – dat er wel verregaande intenties waren uitgesproken om met elkaar een arbeidsovereenkomst aan te gaan. De reden die Cliëntenbelang heeft aangevoerd om die intentie niet ten uitvoer te brengen en de leerstageovereenkomst voortijdig te beëindigen – te weten het disfunctioneren van [verzoekster] – volstaat volgens de kantonrechter niet. Cliëntenbelang heeft op geen enkele wijze het disfunctioneren onderbouwd, sterker nog, ze heeft juist meermalen aangegeven tevreden te zijn over het functioneren van [verzoekster] én Cliëntenbelang heeft [verzoekster] nimmer aangesproken op tekortkomingen in haar functioneren en aldus ook geen gelegenheid te geven om haar functioneren te verbeteren. Dat [naam 3] geen ervaring en een volgens Cliëntenbelang bijbehorend optimisme had, komt voor rekening en risico van Cliëntenbelang. Zij heeft [naam 3] immers met die taak belast.
7. Door zonder geldige reden haar intentie om een arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te sluiten geen gevolg te geven en door de leerstageovereenkomst zonder geldige reden voortijdig te beëindigen, heeft Cliëntenbelang naar het oordeel van de kantonrechter onrechtmatig gehandeld respectievelijk is Cliëntenbelang tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichting. Derhalve is zij schadeplichtig geworden.
8. Die schade bestaat naar het oordeel van de kantonrechter uit het feit dat [verzoekster] in de veronderstelling dat zij een arbeidsovereenkomst bij Cliëntenbelang zou krijgen enige tijd (circa anderhalve maand) niet heeft gesolliciteerd, waardoor zij mogelijk arbeidskansen mis is gelopen. Dat zij enig traject bij het UWV heeft gemist, heeft [verzoekster] onvoldoende onderbouwd evenals dat zij in haar goede naam is aangetast, aangezien is gesteld noch gebleken dat derden van het zogenaamde disfunctioneren van [verzoekster] op de hoogte zijn gebracht. De schade wegens het terecht anderhalve maand niet solliciteren en de daaruit voortvloeiende mogelijk gemiste arbeidskansen kon niet worden beperkt door eind oktober/begin november 2016 op een afspraak met Cliëntenbelang te verschijnen. De kantonrechter begroot de schade ex aequo et bono op een bedrag van € 750,00. De kantonrechter verstaat het verzoek van [verzoekster] tot het bepalen dat Cliëntenbelang schadevergoeding is verschuldigd, als een verzoek tot veroordeling van Cliëntenbelang tot betalen daarvan.
9. In de uitkomst van de procedure ziet de kantonrechter aanleiding Cliëntenbelang te belasten met de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] , alsmede met de nakosten. De proceskosten worden berekend op basis van het toe te wijzen bedrag.



BESLISSING

De kantonrechter:


veroordeelt Cliëntenbelang tot betaling aan [verzoekster] van € 750,00;



veroordeelt Cliëntenbelang in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [verzoekster] begroot op:salaris € 200,00griffierecht € 79,00 -----------------totaal € 279,00voor zover van toepassing, inclusief btw;


veroordeelt Cliëntenbelang tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden en Cliëntenbelang niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan de beschikking heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw.


verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;



wijst het meer of anders gevorderde af.


Deze beschikking is gegeven door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter en op 31 januari 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Link naar deze uitspraak