Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RVS:2018:3281 
 
Datum uitspraak:10-10-2018
Datum gepubliceerd:10-10-2018
Instantie:Raad van State
Zaaknummers:201803464/1/R6
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:Bij besluit van 8 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Voorwegzone Noorden" vastgesteld.
Trefwoorden:bestemmingsplan
perceel
ruimte voor ruimte regeling
 
Uitspraak
201803464/1/R6.
Datum uitspraak: 10 oktober 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Noorden, gemeente Nieuwkoop,

en

de raad van de gemeente Nieuwkoop,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Voorwegzone Noorden" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2018, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door T. Amesz en A. van Luijk, zijn verschenen.
Voorts zijn [belanghebbende], bijgestaan door [gemachtigde A], en de Rooms-Katholieke Parochie Heilige Clara, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], als partij gehoord.

Overwegingen

Toetsingskader

1.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Inleiding

2.    Het plan betreft een aantal percelen aan de Voorweg, tussen de huisnummers 23a en 113. Het plan voorziet in de herinrichting van het gebied door bedrijven te transformeren naar woningen. Het plan maakt de bouw van maximaal 30 woningen mogelijk. Op het perceel [locatie 1] maakt het plan de bouw van 3 woningen mogelijk. Het plan voorziet ook in een wijzigingsbevoegdheid waarmee op het perceel [locatie 2] woningen kunnen worden gebouwd. [appellant] woont schuin tegenover het perceel [locatie 1]. Hij vreest de gevolgen voor de openheid van het gebied. De Rooms-Katholieke Parochie Heilige Clara is eigenaar van het deel van het perceel [locatie 1] dat in gebruik is voor bloementeelt. Dit deel van het perceel wordt gepacht door [belanghebbende]. [bedrijf] is eigenaar van het pand aan de [locatie 2].

Inspraak

3.    [appellant] voert aan dat omwonenden en de pachter van het perceel [locatie 1] ten onrechte noch door de raad noch door de grondeigenaar zijn betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. De anterieure overeenkomsten zijn in het plan verwerkt voordat dit aan omwonenden is voorgelegd, aldus [appellant].

3.1.    De raad stelt dat het voorontwerp van het bestemmingsplan van 27 oktober 2016 tot en met 7 december 2016 ter inzage heeft gelegen en op 9 november 2016 een inloopavond is gehouden. De raad geeft aan dat de omwonenden hiervan door middel van een bewonersbrief op de hoogte zijn gesteld. De indieners van een inspraakreactie hebben volgens de raad de Nota van beantwoording inspraakreacties ontvangen en zij zijn op de hoogte gesteld van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. De raad vermeldt dat van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan tevens kennis is gegeven in de Staatscourant, het Gemeenteblad en Nieuwkoop Nieuws en dat de omwonenden zijn geïnformeerd. Voorts geeft de raad aan dat degenen die een zienswijze naar voren hebben gebracht in de gelegenheid zijn gesteld een nadere toelichting op hun zienswijze te geven op 21 november 2017. De raad geeft aan dat de pachter aanwezig was bij het horen van degenen die een zienswijze naar voren hebben gebracht. Er is volgens de raad contact geweest tussen de verpachter en de pachter.

3.2.    Het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) geregelde bestemmingsplanprocedure. Het niet bieden van inspraak in deze fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan. Uit de stukken blijkt dat de raad toepassing heeft gegeven aan de in de Wro en het Bro neergelegde procedure. In hetgeen [appellant] aanvoert ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat dit niet op de juiste wijze is geschied. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat belanghebbenden onvoldoende bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

    Het betoog faalt.

Toepassing ruimte-voor-ruimte

4.    [appellant] voert aan dat de ruimte-voor-ruimte-regeling niet juist is toegepast. Hij wijst erop dat de afzonderlijke percelen te klein zijn voor toepassing van deze regeling.

4.1.    De raad stelt dat de ruimte-voor-ruimte-regeling niet is toegepast. Er is gekozen voor een maatwerkregeling door middel van het afsluiten van anterieure overeenkomsten met de betrokken eigenaren van de gronden.

4.2.    De Afdeling overweegt dat de Ruimte-voor-Ruimte-regeling niet is toegepast. Daarom behoeft niet te worden beoordeeld of aan deze regeling is voldaan.

    Het betoog faalt.

Gemeentelijk beleid

5.    [appellant] voert aan dat de mogelijkheid te bouwen op het perceel [locatie 1] in strijd is met het gemeentelijk beleid, dat er op gericht is om het doorzicht naar het plassengebied te behouden, te vergroten en te versterken. Hij verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 26 november 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AN8840. Hij stelt dat het gaat om een historisch lint, waar het open karakter voorop staat. [appellant] voert aan dat het plan het mogelijk maakt dat op het perceel [locatie 2] een breder bouwwerk kan worden neergezet, met negatieve gevolgen voor de doorzichten naar het plassengebied.

5.1.    De raad stelt dat het gemeentelijke beleid is gewijzigd. In 2009 is de Ruimtelijke Visie Voorweg, Noorden opgesteld. Volgens deze Visie zal het gebied worden heringericht, om het leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit te versterken door sanering van glastuinbouwbedrijven en de nieuwbouw van woningen. De Visie is in oktober 2009 door het college vastgesteld. De raad heeft in 2013 besloten tot het instellen van een vereveningsfonds. De Visie is als bijlage bij dat besluit openbaar gemaakt. De gemeente heeft in 2014 met de betrokken grondeigenaren anterieure overeenkomsten gesloten waarin de gemeente zich heeft verbonden om met inachtneming van de Visie al datgene te doen wat nodig is om de benodigde planologische maatregelen te treffen. In de Visie is vermeld dat het perceel [locatie 1] goede mogelijkheden biedt voor het realiseren van een drietal woningen in combinatie met nieuw te verwezenlijken doorzichten naar het achtergelegen plassengebied.

5.2.    Aan de gronden naast het perceel [locatie 1] zijn onder meer de bestemming "Wonen", twee bouwvlakken, de aanduidingen "water", "maximum aantal wooneenheden 1" en "maximum aantal wooneenheden 2" toegekend. Aan de gronden van het perceel [locatie 2] zijn de bestemmingen "Wonen" en "Bedrijf", twee bouwvlakken en de aanduiding "maximum aantal wooneenheden 1" toegekend.

    Artikel 3, lid 3.6.1, van de planregels luidt: "Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de realisering van vrijstaande en/of twee-aan-een-gebouwde woningen en/of appartementen met dien verstande dat:

a. de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte en het bouwvolume met niet meer dan 10% mag worden vergroot;

b. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast op voorwaarde dat voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig zijn en beschikbaar worden gehouden conform de parkeernormen zoals opgenomen in de als Bijlage 2 bij de planregels opgenomen gemeentelijke parkeernota, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is verzekerd dat er op andere wijze in toereikende parkeergelegenheid is voorzien."

    Artikel 5, lid 5.2.3, onder d, luidt: "botenhuizen zijn alleen toegestaan aan de achterzijde van het bouwperceel en niet in en boven sloten tussen bouwpercelen om zo het vrije uitzicht via deze sloten naar de plas veilig te stellen. "

    Artikel 7, lid 7.5.1, van de planregels luidt: "Ter plaatse van de aanduiding 'water' dient haaks op de Voorweg een watergang met een minimale breedte van 8 meter te worden aangelegd en in stand gehouden."

5.3.    De Afdeling stelt vast dat de bouw van drie woningen het doorzicht naar het plassengebied zal aantasten. In de Visie is de situatie aan de Voorweg geanalyseerd. In de Visie is het volgende vermeld:

5.4.    In de tweede helft van de 20e eeuw is het karakteristieke lint langs de Voorweg steeds meer verdicht met woningen maar ook bedrijven. […] De meeste bedrijven hebben het betreffende perceel al optimaal in gebruik en kunnen niet verder intensiveren. [...] Naast deze problemen met betrekking tot bedrijfsvoering in het lint zijn er aspecten met betrekking tot de leefkwaliteit die het niet wenselijk maken een bedrijf in het lint te huisvesten [...]. Uit de probleemanalyse blijkt dat het huidige beleid geen oplossing vormt voor de problematiek die speelt langs de Voorweg. De kosten voor het slopen van bedrijfsbebouwing en kassen in combinatie met de kosten voor het saneren van de gronden worden niet gecompenseerd met de bouw van drie woningen volgens de Ruimte voor Ruimtereling. [...] Het voorgestelde alternatief gaat daarom uit van één integrale ruimtelijke visie. [...]

    [D]e volgende aspecten [kunnen] bijdragen aan de verbetering van de leefkwaliteit langs de Voorweg: versterking van de natuurwaarden; herstel van het cultuurhistorisch waardevolle lint; vergroting van het woongenot; versterking van de recreatieve belevingswaarde. In de huidige situatie kan dit worden bereikt door […] verwijdering van gehele complexen (agrarische) bedrijfsbebouwing en kassen; het bestemmen van voormalige bedrijfswoningen naar (burger)woningen; het creëren van doorzichten naar het plassengebied; het herstellen van het waardevolle lint door compenserende woningbouw mogelijk te maken; openstellen van de achterkavels voor natuurontwikkeling. [...]

    In het plan wordt in totaal voorzien in 30 nieuwe woningen. Daarvan zijn 14 vrijstaande woningen en 16 twee-onder-een-kapwoningen. Deze keuze voor deze twee typen grondgebonden woningen is gebaseerd op de aanwezige bebouwingskarakteristieken langs het kleinschalige lint langs de Voorweg. [...] De bouwmassa [...] staat in proportie (gevelopbouw en -breedte, schaal) met zijn directe omgeving. […] Daarnaast is de relatie tussen het lint en het achterliggende gebied erg belangrijk. Door het gebied te verrijken met doorzichten naar het plassengebied, wordt deze interactie versterkt. […]

    Voorwaarden noordzijde Voorweg: minimale afstand tussen bebouwing onderling is 5 m, de breedte van de kavel varieert tussen 10-25 m, de afstand tussen de weg en de voorgevelrooilijn varieert tussen de 3 meter en 14 meter. Bij nieuwe ontwikkelingen dient aangesloten te worden op de rooilijnen van omliggende bebouwing.

    Voor het perceel [locatie 1] vermeldt de Visie dat de kavel gezien de ligging [...] goede mogelijkheden biedt voor het realiseren van een drietal woningen in combinatie met nieuw te verwezenlijken doorzichten naar het achtergelegen plassengebied.

    Wat betreft perceel [locatie 2] is in de plantoelichting vermeld dat de aanwezige recreatiewoningen worden gesloopt. In plaats daarvan mogen drie woningen worden gerealiseerd. Naar aanleiding van de zienswijze van Vink en Veenman is het plan aangepast aan de anterieure overeenkomst, zodat ook de bouw van appartementen mogelijk is. Het bouwvolume mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

5.5.    De Afdeling stelt vast dat het gemeentelijk beleid ten aanzien van de Voorweg is gewijzigd. Volgens de Visie zal de leefkwaliteit langs de Voorweg worden verbeterd door bedrijfsbebouwing te verwijderen, compenserende woningbouw mogelijk te maken en nieuwe doorzichten naar het plassengebied te creëren. Het bestemmingsplan is niet in strijd met het beleid. Naar het oordeel van de Afdeling is geen sprake van een zodanige aantasting van het doorzicht naar de plassen dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen, zoals hij heeft gedaan. Daarbij betrekt de Afdeling dat het plan wat betreft het perceel [locatie 1] voorziet in sloten tussen de bouwpercelen om zo het vrije uitzicht via deze sloten naar de plas veilig te stellen. Wat betreft het perceel aan de [locatie 2] overweegt de Afdeling dat op grond van artikel 3, lid 3.6.1, onder a, van de planregels het bouwvolume met niet meer dan 10% mag worden vergroot, zodat het ook voor dat perceel niet aannemelijk is dat het doorzicht zal worden aangetast.

    Het betoog faalt.

Overschrijding termijn voor planvaststelling

6.    [appellant] voert aan dat het besluit tot vaststelling van het plan te laat is genomen en dat de bekendmaking van dit besluit te laat heeft plaatsgevonden.

6.1.    De raad stelt dat het ontwerpbestemmingsplan op 28 september 2017 ter inzage is gelegd, terwijl het plan op 8 maart 2018 is vastgesteld. Daarmee is de termijn van artikel 3.8, eerste lid, van de Wro overschreden. Het besluit is op 18 april 2018 bekend gemaakt, omdat de raad bij de vaststelling van het plan op grond van de zienswijze van Vink en Veenman wijzigingen in het plan heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, aldus de raad.

6.2.    Artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wro luidt: "[…] de gemeenteraad beslist binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging omtrent vaststelling van het bestemmingsplan".

    De eerste volzin van het vierde lid luidt: "In afwijking van het derde lid wordt het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan zes weken na de vaststelling bekendgemaakt, indien door gedeputeerde staten, Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat een zienswijze is ingediend en deze niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, anders dan op grond van zienswijzen van gedeputeerde staten, Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat."

6.3.    [appellant] voert terecht aan dat de in artikel 3.8, eerste lid, onder e, van de Wro gestelde termijn is overschreden. Uit deze wettelijke bepaling noch uit enige andere bepaling kan echter worden afgeleid dat de raad na het verstrijken van deze termijn niet meer bevoegd is het bestemmingsplan vast te stellen. Het door [appellant] op dit punt aangevoerde geeft dan ook geen aanleiding voor vernietiging van het bestreden besluit.

    Wat betreft het betoog dat de bekendmaking van het besluit te laat heeft plaatsgevonden overweegt de Afdeling dat deze beroepsgrond betrekking heeft op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.

    Het betoog faalt.

7.    Het beroep is ongegrond.

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.

w.g. Van der Wiel    w.g. Bijleveld
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2018

433.
Link naar deze uitspraak