Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBAMS:2019:9388 
 
Datum uitspraak:17-12-2019
Datum gepubliceerd:23-01-2020
Instantie:Rechtbank Amsterdam
Zaaknummers:AWB - 19 _ 2588
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:WIA, schattingsbesluit niet van toepassing, niet volledig arbeidsongeschikt. Toetsing benutbare mogelijkheden.
Trefwoorden:tuinbouw
uitkering
 
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 19/2588

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2019 in de zaak tussen


[eiseres] , te Amsterdam, eiseres
(gemachtigde: mr. A.M. Hilhorst),

en


de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: J.G. Kramer).

Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en het UWV.



Procesverloop

Met het besluit van 17 september 2018 (het primaire besluit) heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage van [eiseres] op grond van de Wet Werk Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) verlaagd naar 70,62%.

Met het besluit van 3 april 2019 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.


[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2019.


[eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.



Overwegingen

1. [eiseres] was laatstelijk werkzaam als administratief medewerkster voor 36 uur per week. Op 1 juni 2005 heeft zij zich ziek gemeld. Met ingang van 12 december 2007 is zij 100% arbeidsongeschikt verklaard en ontvangt zij een WIA-uitkering. Na een herbeoordeling is [eiseres] met het primaire besluit per 30 augustus 2018 voor 70,62% arbeidsongeschikt bevonden. Hieraan ligt een rapportage van de verzekeringsarts van
16 juli 2018 en een rapportage van de arbeidsdeskundige van 28 maart 2019 ten grondslag.

2. Naar aanleiding van het bezwaar van [eiseres] heeft het UWV haar laten onderzoeken door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van op 19 maart 2019 de primaire verzekeringsarts grotendeels gevolgd, maar heeft wel aanleiding gezien om op een aantal punten extra beperkingen aan te nemen en een aantal beperkingen te laten vallen. Naar aanleiding van de wijzigingen heeft hij op 19 maart 2019 een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van
28 maart 2019 een nieuwe schatting uitgevoerd en andere passende functies gevonden. De door de arbeidsdeskundige eerder vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid is niet gewijzigd. Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.

3. [eiseres] heeft in beroep aangevoerd dat zij meer beperkt moet worden geacht en dat de geduide functies niet geschikt zijn.


Beoordeling door de rechtbank



Medische beoordeling


4. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) komt een bijzondere waarde toe aan het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, als dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, geen inconsistenties bevat en concludent (logisch) is. Het gevolg van die bijzondere waarde is dat het UWV zijn besluiten over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene in principe op dit soort rapporten mag baseren. Het is aan [eiseres] om aannemelijk te maken dat het rapport dat over haar is opgesteld niet aan deze vereisten voldoet.

5. Bij de beoordeling of het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest neemt de rechtbank het volgende in overweging. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens en het bezwaarschrift van [eiseres] bestudeerd en is aanwezig geweest bij de hoorzitting. Aansluitend aan de hoorzitting is [eiseres] op het spreekuur gezien en oriënterend psychiatrisch onderzocht. Op de hoorzitting is onder andere het dagverhaal van [eiseres] besproken. Verder beschikte de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de medische informatie van de behandelend sectors, verkregen tijdens de bezwaarprocedure. Hij heeft bij zijn onderzoek een brief van de ambulant verpleegkundige, verbonden aan [naam] basis GGZ van10 december 2018 betrokken. Op basis van zijn bevindingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat er sprake is van verminderd benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek, waardoor [eiseres] is aangewezen op werkzaamheden overeenkomstig haar mogelijkheden zoals weergegeven in de FML van 19 maart 2019. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig is uitgevoerd en dat zijn conclusies met betrekking tot de belastbaarheid van [eiseres] aan het bestreden besluit ten grondslag mochten worden gelegd.


Schattingsbesluit


6. [eiseres] heeft aangevoerd dat haar klachten dermate ernstig zijn dat zij niet in staat is betaalde arbeid te verrichten. Zij heeft ter onderbouwing hiervan in beroep een verslag ingebracht van haar behandelend Ambulant Verpleegkundige, verbonden aan [naam] basis GGZ. Het betreft een verslag van 18 november 2019 in vervolg op het eerdere verslag van 10 december 2018. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat uit het verslag blijkt dat zij vanwege de aard en de ernst van haar klachten nog niet klaar is voor intensieve psychiatrische behandeling. Daarnaast heeft [eiseres] een verslag ingebracht van In2Work, een organisatie die haar namens het UWV bijstaat bij de re-integratie. Bij het verslag is een bijlage gevoegd van het re-integratieplan. Hieruit blijkt dat er sprake is van begeleiding in het kader van re-socialisering met als doel de fysieke en psychiatrische belastbaarheid in relatie tot arbeid te versterken. Er is dus nog sprake van een aanloopsituatie, voordat [eiseres] behandelbaar is, waarin zij niet in staat is betaalde arbeid te verrichten. De rechtbank begrijpt dit zo, dat [eiseres] zich op het standpunt stelt dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is op grond van artikel 2, van het Schattingsbesluit.

7. In artikel 2, tweede lid, van het Schattingsbesluit is, voor zover hier van belang, bepaald dat van een arbeidsdeskundig onderzoek kan worden afgezien gedurende de periode waarin uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat een betrokkene geen benutbare mogelijkheden heeft. In artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder d, van het Schattingsbesluit is, voor zover hier van belang, bepaald dat benutbare mogelijkheden alleen dan niet aanwezig zijn indien een betrokkene als gevolg van een ernstige psychische stoornis in (1) zijn zelfverzorging, (2) in zijn directe samenlevingsverband alsook (3) in zijn sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat zij psychisch niet zelfredzaam is.

8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij het opstellen van zijn beoordeling of er sprake is van benutbare mogelijkheden overwegingen gewijd aan het functioneren van [eiseres] op de drie verschillende niveaus van zelfverzorging, samenlevingsverband en sociale contacten. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat er weliswaar sprake is van evidente psychische klachten, maar dat er van een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld, waardoor [eiseres] tot niets in staat is of voor de verzorging afhankelijk is van derden, niet is gebleken. Het UWV heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het verslag van [naam] geen nieuwe informatie bevat en het eerdere verslag al is meegewogen bij de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Met betrekking tot het re-integratieverslag heeft de gemachtigde van het UWV betoogd dat dit enkel dient om een betrokkene naar werk te begeleiden. Het UWV stelt zich op het standpunt dat het re-integratieverslag ongeschikt is om als basis te dienen voor het vaststellen van beperkingen of het duiden van functies. Het UWV heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat de ingebrachte verslagen niet zijn opgesteld door een arts en daarom niet als medisch objectiveerbare informatie kunnen worden aangemerkt.

9. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd heeft waarom de klachten van [eiseres] niet zodanig van aard zijn dat [eiseres] op medische gronden, verwijzend naar het schattingsbesluit, als volledig arbeidsongeschikt kan worden beschouwd. Het UWV heeft verder voldoende inzichtelijk gemaakt waarom de ingebrachte stukken niet kunnen leiden tot een ander oordeel dan het in bezwaar ingenomen standpunt. Dit betekent dat er wel beschikbare mogelijkheden zijn, zodat de stelling van [eiseres] dat zij nog niet toe is aan het verrichten van arbeid niet slagen.


Overige medische gronden


10. Vervolgens komt de vraag aan de orde of de beperkingen juist zijn vastgesteld en op basis daarvan functies geduid kunnen worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien om extra beperkingen aan te nemen op de items ‘rechtstreeks contact met klanten en hulpbehoevenden’ en de beperkingen te schrappen ten aanzien van ‘eigen gevoelens uiten’ en ‘werk waar zo nodig kan worden teruggevallen op collega’s. De rechtbank volgt [eiseres] niet in haar standpunt dat het enerzijds aannemen en het anderzijds schrappen van beperkingen tegenstrijdig en niet logisch is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk aangegeven op grond van welke medische argumenten de beperkingen zijn gewijzigd. De door [eiseres] in beroep ingebrachte stukken zijn geen medisch objectieve gegevens die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. Zoals ook door verweerder is betoogd, zijn de conclusies uit de rapporten niet objectief-medisch onderbouwd en lenen zij zich naar hun aard niet om de belastbaarheid van [eiseres] vast te stellen. Deze beroepsgrond slaagt niet.


Benoeming deskundige


11. Ter zitting heeft [eiseres] verzocht om een deskundige te benoemen om haar psychische belastbaarheid te beoordelen. Zoals hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek van het UWV niet onzorgvuldig is geweest. De in beroep ingebrachte rapporten bevatten geen informatie die de rechtbank doet twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Er is dan ook geen reden tot twijfel over de juistheid van de medische belastbaarheid van [eiseres] .
Dit verzoek wordt daarom afgewezen.


Arbeidskundige beoordeling


12. Op grond van de aangepaste FML heeft de arbeidsdeskundige op 28 maart 2019 een nieuwe schatting uitgevoerd om passende functies te vinden. Uitgaande van de juistheid van de FML bestaat geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies van productiewerker industrie (SBC‑code 111180), medewerker kleding en textielreiniging (SBC-code 111161) huishoudelijk medewerker gebouwen ( SBC-code 111334) en medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code 111010). Uit de door [eiseres] aangevoerde gronden is niet af te leiden dat twijfel gerechtvaardigd is aan het standpunt van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.


Conclusie


13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het door [eiseres] betaalde griffierecht ziet de rechtbank bij die uitkomst geen aanleiding.



Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
18 december 2019.

griffier
rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:


Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Link naar deze uitspraak