Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBMNE:2023:848 
 
Datum uitspraak:17-02-2023
Datum gepubliceerd:21-03-2023
Instantie:Rechtbank Midden-Nederland
Zaaknummers:UTR _ 22 - 5869 UTR - 22 _ 5872 UTR - 22 _ 5875 en UTR -
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:vergunningen aal- en schubvisserij; reductie van het aantal zegendagen; het brasembestand in het IJsselmeer; geen rechtmatigheidsoordeel; belangenafweging; voorlopige voorzieningen afgewezen
Trefwoorden:landbouw
landbouw, natuur en voedselkwaliteit
 
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/5869, 22/5872, 22/5875 en 23/146


uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 februari 2023 in de zaak tussen




[verzoeker 1] , uit [vestigingsplaats 1] ,


[verzoeker 2] , uit [vestigingsplaats 1] ,[verzoeker 3] , uit [vestigingsplaats 2] ,


[verzoeker 4] , uit [vestigingsplaats 3] , tezamen: verzoekers
(gemachtigde: R. Scholten),

en



de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de minister)
(gemachtigden: mr. P.J. Kooiman, mr. Z. Turk en B. Willems).




Inleiding


Achtergrond

1. Verzoekers hebben ieder een visserijbedrijf. Met dit visserijbedrijf vangen zij onder meer met behulp van een zegen, een visnet, brasem op het IJsselmeer.

2. Op 24 juni 2022 heeft de minister aan verzoekers vergunningen aal- en schubvisserij IJsselmeer 2022/2023 verleend (de primaire besluiten). Deze vergunningen hebben een looptijd van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023. In de vergunningen staat dat het aantal zegendagen wordt gereduceerd van 7 naar 2 dagen. Een reductie van het aantal zegendagen is volgens de minister nodig, omdat het niet goed gaat met het visbestand op het IJsselmeer. Dit blijkt uit het rapport C042/22 ‘Bestandsoverzicht van snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem’ in het IJsselmeer/Markermeer 2021 van Wageningen Marine Research (WMR). Hierin staat dat er geen tot minimaal herstel is van de visbestanden. Brasem laat ook geen tekenen van herstel zien. Omdat met de zegen vooral op brasem wordt gevist, heeft de minister besloten om artikel 29, zesde lid, van de Uitvoeringsregeling visserij toe te passen en het aantal zegendagen te reduceren.

3. Verzoekers zijn het niet eens met de reductie van het aantal zegendagen in de verleende vergunningen en hebben hiertegen ieder afzonderlijk bezwaar gemaakt. De minister heeft op 11 november 2022 beslissingen genomen op de bezwaren van verzoekers (de bestreden besluiten), waarin hij de bezwaren ongegrond heeft verklaard en de primaire besluiten heeft gehandhaafd. De minister heeft in de bestreden besluiten gemotiveerd dat hij van het rapport C042/22 uit heeft mogen gaan en dat het rapport de motivering van de bestreden besluiten kan dragen. Het rapport C042/22 geeft volgens de minister op inzichtelijke wijze aan welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies zijn niet onbegrijpelijk. De aangevoerde gronden zijn voor de minister geen reden voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het rapport. Ook meent de minister dat het bestreden besluit met de juiste mate van zorgvuldigheid tot stand is gekomen.

4. Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld en aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekers willen dat de voorzieningenrechter de werking van de bestreden besluiten schorst en bepaalt dat zij alsnog gerechtigd zijn per zegenrecht/vergunning 7 dagen met de zegen te vissen.

5. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 8 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoeker 4] , [verzoeker 1] namens Visserijbedrijf [verzoeker 1] en Visserijbedrijf [verzoeker 2] , [verzoeker 3] namens Vennootschap Onder Firma [verzoeker 3] , de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigden van de minister, de heer [A] , hoogleraar aan Wageningen University & Research, en mevrouw [B] , onderzoeker bij WMR.


Spoedeisend belang

6. Verzoekers moeten een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening. Verzoekers stellen dat de spoed is gelegen in het feit dat het seizoen voor het vissen met de zegen op 15 maart 2023 afloopt. Een uitspraak in de bodemprocedure kunnen zij daarom niet afwachten. Verder stellen verzoekers dat zij financieel nadeel ondervinden van de reductie van het aantal zegendagen. Het kan volgens verzoekers leiden tot een penibele financiële situatie. De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande voldoende reden om spoedeisend belang aan te nemen.


Beoordeling rechtmatigheid

7. Partijen verschillen onder andere van mening over de vraag hoe het gaat met het brasembestand in het IJsselmeer. Volgens de minister gaat het niet goed met het brasembestand en moet het zich verbeteren om blijvende schade voor de toekomst te voorkomen. De minister baseert zich hoofdzakelijk op het rapport C042/22 van WMR. Verzoekers zijn -kort gezegd- van mening dat het niet zo slecht gaat met het brasembestand. Verzoekers twijfelen aan de juistheid van de conclusies in het rapport C042/22. Verzoekers baseren zich op verschillende onderzoeken en rapporten, maar ook op hun eigen vangstgegevens die de laatste jaren flink zijn gestegen terwijl de inspanning is verminderd. Verder verschillen partijen van mening over de vraag wat de impact van de (zegen)visserij op het brasembestand is. De minister stelt dat de visserij significante gevolgen heeft voor het bestand en dat daarom reductie van het aantal zegendagen noodzakelijk is. Verzoekers betwisten dat en stellen dat meer onderzoek nodig is en dat er ook andere oorzaken zijn die zorgen voor een verslechtering van het brasembestand. Verder stellen verzoekers 2027 ter discussie als jaar waarin de doelstellingen op het gebied van verbetering van het brasembestand in het IJsselmeer bereikt moeten zijn. Verzoekers stellen dat de minister zijn besluiten ten onrechte baseert op de Kaderrichtlijn Water (KRW). De minister stelt dat hij zich niet op de KRW baseert, maar dat aan zijn besluiten (vis)bestandsoverwegingen ten grondslag liggen.

8. De rechtbank overweegt dat een voorlopige voorziening een spoedmaatregel is. In een voorlopige voorzieningenprocedure is er maar beperkt de ruimte om alle standpunten die raken aan de rechtmatigheid van een besluit uitvoerig te beoordelen. Na de bespreking op de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat de aangevoerde gronden vragen om een uitgebreide beoordeling en bespreking door een meervoudige kamer van de rechtbank. De voorzieningenrechter zal dan ook niet een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over de bestreden besluiten geven. Het is aan de rechtbank om dat te doen bij de behandeling van de beroepen.

9. Wat de voorzieningenrechter wel doet, is bekijken welke belangen partijen hebben bij het al dan niet schorsen van de bestreden besluiten, en die belangen vervolgens tegen elkaar afwegen. Het gaat dan om de belangen van partijen die tot 15 maart 2023 spelen.


Belangenafweging

10. Het belang van de minister is dat het aantal zegendagen wordt gereduceerd om te voorkomen dat het brasembestand verslechtert en om herstel van het brasembestand in het IJsselmeer mogelijk te maken. Reductie van het aantal zeegdagen is volgens de minister ook nodig voor een toekomstperspectief van de visserij. Het belang van verzoekers is om 7 dagen met de zegen te kunnen blijven vissen, zodat zij geen financieel nadeel ondervinden. Verzoekers verwachten bij een reductie van het aantal zegendagen naar 2 een enorme teruggang in inkomen, wat tot een financiële noodsituatie kan leiden.

11. De voorzieningenrechter heeft deze tegenstrijdige belangen tegen elkaar afgewogen en vindt dat het belang van de minister om verslechtering van het brasembestand in het IJsselmeer te voorkomen op dit moment zwaarder wegen. Het is verder aannemelijk dat verzoekers financiële schade leiden door de reductie van het aantal zegendagen, maar zij hebben niet concreet duidelijk gemaakt wat de financiële consequenties daarvan zijn en of dat de continuïteit van hun bedrijven in gevaar kan brengen. Daarbij zijn verzoekers uiteindelijk ook gebaat bij een duurzame visserij. Verder kunnen verzoekers later, als blijkt dat de bestreden besluiten van de minister onrechtmatig zijn, worden gecompenseerd. Dit maakt ook dat de voorzieningenrechter de belangenafweging in het voordeel van de minister uit laat pakken.



Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat het belang van de minister om het aantal zegenrechten te reduceren zwaarder weegt dan het belang van verzoekers om gedurende 7 dagen met de zegen te vissen. Daarom wijst de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening af. Dat betekent dat er geen aanleiding is voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling.





Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2023.













griffier


voorzieningenrechter







Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:



Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Link naar deze uitspraak