Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBGEL:2023:1480 
 
Datum uitspraak:20-03-2023
Datum gepubliceerd:21-03-2023
Instantie:Rechtbank Gelderland
Zaaknummers:AWB - 21 _ 4429
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:Last onder dwangsom met betrekking tot een aangelegde laanboomkwekerij. In de beslissing op bezwaar is de last onder dwangsom met een aanvullende motivering in stand gelaten. De derde-partij is gelast het perceel weer terug brengen in de oorspronkelijke staat. Vervolgens heeft de derde-partij een omgevingsvergunning aangevraagd en heeft het college een omgevingsvergunning voor het telen van laanbomen in een teeltvrije zone. Het college heeft daarna de opgelegde last onder dwangsom ingetrokken. Het beroep ziet nog op het overige in de beslissing op bezwaar dat ongewijzigd in stand is gebleven. De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een overtreding omdat laanboomteelt onder de vrijstellingsbepaling van artikel 24.4.2. van het bestemmingsplan valt. Het college is dan ook terecht tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een overtreding en heeft de last onder dwangsom in zoverre in de beslissing op bezwaar terecht herroepen. Beroep ongegrond. Verzoek om vergoeding proceskosten derde-partij afgewezen.
Trefwoorden:agrarisch
bestemmingsplan
boomteelt
buitengebied
fruitteelt
kwekerij
omgevingsvergunning
perceel
vrijstelling
wabo
 
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/4429


uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen




[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. J.E. Dijk),

en



het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren, het college
(gemachtigden: J.C. van Veenendaal en N. van Staaden).

Als derde-partij neemt aan de procedure deel: [derde-partij], uit [woonplaats] (gemachtigde: mr. Tj.P. Grünbauer).




Inleiding

Bij besluit van 1 februari 2021 heeft het college een last onder dwangsom aan de derde-partij opgelegd met betrekking tot de door de derde-partij aangelegde laanboomkwekerij.
In de beslissing op bezwaar van 20 augustus 2021 heeft het college de last onder dwangsom met een aanvullende motivering gewijzigd in stand gelaten en deels is herroepen.

De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2022 tezamen met de procedures met zaaknummers 21/3760, 21/3735, 21/3756, 21/3765 en 21/3920 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens eiseres: [eiseres] en gemachtigde. De gemachtigden van het college. Namens de derde-partij [derde-partij] en gemachtigde.



Totstandkoming van de besluiten

1. De derde-partij heeft een laanboomkwekerij op het perceel kadastraal bekend onder gemeente Lienden, sectie I, 1600, nabij [locatie] 1 in [woonplaats] (het perceel).


Verzoek om handhaving

2. Eiseres heeft op 12 oktober 2020 een verzoek om handhaving ingediend bij het college ten aanzien van de volgende punten op het perceel:
1. Het zonder vergunning aanplanten van (laan-)bomen.
2. Het zonder vergunning aanbrengen van palen /stokken.
3. Het aanplanten van laanbomen in een beplantingsvrije zone.



Controle toezichthouder

3. In het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom van 1 februari 2021 staat:
“Welke overtredingen begaat u?
Nu u voor het aanleggen van een boomkwekerij inclusief de bijbehorende tonkinstokken op het onderhavige perceel, kadastraal bekend als gemeente Lienden, sectie I, nummer 1600, geen omgevingsvergunning heeft, handelt u in strijd met de regels van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het geldende bestemmingsplan:
- Doordat u geen omgevingsvergunning heeft voor het afwijken van het bestemmingplan, terwijl het bestemmingsplan het aanleggen van een boomkwekerij ter plaatse verbiedt gelet op de nabijheid van de in het bestemmingsplan genoemde bebouwingsconcentraties, handelt u in strijd met artikel 2.1, lid 1, aanhef en onder c van de Wabo en overtreedt u artikel 3.6.2.1 van het bestemmingsplan.”


Last onder dwangsom

4. In het besluit van 1 februari 2021, gericht aan de derde-partij, heeft het college aan de derde-partij een last onder dwangsom opgelegd. In het besluit staat:

“Wat moet u doen?

U moet het volgende doen:


U moet het perceel kadastraal bekend als gemeente Lienden, sectie I, nummer 1600 weer terug brengen in de oorspronkelijke staat, zoals het was voor het aanplanten van de (laan-)bomen inclusief tonkinstokken. U moet de aangeplante (laan-)bomen dus van het betreffende perceel verwijderen en verwijderd houden. U mag de overtreding ook niet opnieuw beginnen.


Doet u dit vóór dinsdag 16 maart 2021.”




Besluit gedeeltelijk toewijzen en gedeeltelijk afwijzen handhavingsverzoek

5. In het besluit van 1 februari 2021, gericht aan eiseres, heeft het college het verzoek van eiseres om handhaving gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen. Het college heeft aangegeven dat het verzoek alleen op het punt van het aanplanten van laanbomen in een beplantingsvrije zone is toegewezen. Voor de overige punten is het college van mening dat geen sprake is van overtredingen.


Beslissing op bezwaar

6. In de beslissing op bezwaar is de opgelegde last onder dwangsom met een aanvullende motivering gewijzigd in stand gelaten. In de beslissing op bezwaar staat:
“Wat moet u doen?
U moet binnen zes weken na de verzenddatum van deze beslissing op bezwaar het volgende doen:
- U moet het perceel, kadastraal bekend als gemeente Lienden, sectie I, nummer 1600, weer terug brengen in de oorspronkelijke staat, zoals voor het aanbrengen van de beplanting inclusief tonkinstokken. U moet de beplanting met bijbehorende tonkinstokken dus van het perceel verwijderen en verwijderd houden.

U kunt handhaving voorkomen door binnen de hierboven gestelde termijn een ontvankelijke
aanvraag om omgevingsvergunning in te dienen, waarbij door middel van onderzoek is
aangetoond dat een aanvaardbaar woon- en leefmilieu bij de omliggende gevoelige functies
kan worden gewaarborgd. Dat onderzoeksrapport dient binnen deze periode door de omgevingsdienst Rivierenland te zijn goedgekeurd.”

Aanvraag omgevingsvergunning

7. Op 4 augustus 2021 heeft de derde-partij een omgevingsvergunning aangevraagd voor teelt in teeltvrijezone op perceel [locatie] welke nader kadastraal bekend

[locatie].
Eiseres heeft in de aanvraag aangegeven dat: “in deze teeltvrije zone zal niet langer opwaarts bespoten worden en er zullen tevens geen bespuitingen plaatsvinden binnen de op tekening nader geduide teeltvrije zone. Hierdoor kan het woon- en leefklimaat gewaarborgd blijven.”


Omgevingsvergunning

8. Bij besluit van 9 november 2021 is aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het telen van laanbomen in een teeltvrije zone op het adres [locatie] ongenummerd, kadastraal [locatie] in [woonplaats] .


Omgevingsvergunning onherroepelijk

9. Tegen het besluit van 9 november 2021 is geen bezwaar ingediend, zodat dit besluit onherroepelijk is.


Intrekking lasten onder dwangsom

10. De derde-partij heeft het college op 11 januari 2022 verzocht om intrekking van de opgelegde last onder dwangsom. Het college heeft vervolgens met inachtneming van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bij besluit van 24 januari 2022 de last onder dwangsom, zoals opgenomen in de beslissing op bezwaar van 20 augustus 2021 ingetrokken.



Beoordeling door de rechtbank
11. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De voor de beoordeling van het beroep van belang zijnde wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.


Wat is er in geschil?

12. De rechtbank stelt vast dat de in de beslissing op bezwaar opgelegde last onder dwangsom is ingetrokken. Het beroep van eiseres ziet daarom op:
1. De intrekking van de in de beslissing op bezwaar opgelegde last onder dwangsom.
2. Het overige in de beslissing op bezwaar dat ongewijzigd in stand is gebleven.


Bestemmingsplan

13. Voor het perceel is het bestemmingsplan “Reparatieplan Buitengebied 2012” van toepassing. Het perceel heeft daarin de enkelbestemming “Agrarisch” (artikel 3) en de dubbelbestemming “Waarde- Archeologisch onderzoeksgebied- 1” (artikel 24).


De intrekking van de in de beslissing op bezwaar opgelegde last onder dwangsom.

14. Voor zover eiseres opkomt tegen de intrekking van de in de beslissing op bezwaar opgelegde last onder dwangsom stelt de rechtbank vast dat sprake is van een
onherroepelijke legaliserende omgevingsvergunning waartegen geen rechtsmiddelen zijn ingediend. Door de verlening van de legaliserende omgevingsvergunning is geen sprake meer van overtredingen. Dat betekent dat het college de in de beslissing op bezwaar opgelegde last onder dwangsom ten aanzien van het verbod op aanplant in de teeltvrije zone terecht heeft ingetrokken. Als eiseres tegen dit deel had willen opkomen dan had zij moeten opkomen tegen de omgevingsvergunningen. De beroepsgronden die zien op de ingetrokken last onder dwangsom kunnen daarom niet worden besproken.


Valt laanboomteelt onder de vrijstellingsbepaling van artikel 24.4.2. van de planregels?

15. Eiseres voert aan dat het college niet in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat de vrijstellingsbepaling van artikel 24.4.2 aanhef en onder c van de planregels van het bestemmingsplan “Buitengebied, reparatieplan” van toepassing is. Eiseres voert aan dat deze vrijstellingsbepaling buiten toepassing gelaten moet worden omdat anders het in artikel 24.4.1 van de planregels opgenomen verbod voor het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, zinledig is.
Daarnaast voert eiseres aan dat de vrijstelling alleen ziet op bestaande situaties waarin al een (boom)kwekerij aanwezig is. Volgens eiseres gaat het hier om gronden die de voorafgaande jaren niet voor boomteelt zijn gebruikt. Daarom is geen sprake van bestaande boomteelt. Verder voert eiseres aan dat het college had moeten onderzoeken of er wel sprake is van laanboomteelt. Het college heeft daarom de last onder dwangsom op dit onderdeel ten onrechte herroepen.


15.1.
In artikel 24.4.1, aanhef en onder g, van de planregels staat dat het verboden is binnen de gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-1” de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
g. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;

In artikel 24.4.2, onder c. van de planregels staat dat het in artikel 24.4.1 vervatte verbod niet geldt voor werken en werkzaamheden ten behoeve van laanboomteelt en fruitteelt.



15.2.
De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 23 oktober 2019 dienen planregels omwille van de rechtszekerheid letterlijk te worden uitgelegd. De rechtszekerheid vereist immers dat van wat in het bestemmingsplan is bepaald, in beginsel dient te worden uitgegaan. In artikel 24.4.2, onder c, van de planregels is een uitzondering gemaakt op het verbod in artikel 24.4.1, aanhef en onder g, van de planregels voor laanboomteelt. In artikel 24.4.2, onder c van de planregels staat niet dat de vrijstelling is beperkt tot bestaande situaties wat betekent dat ook nieuwe aanplant onder deze vrijstellingsbepaling valt.
De vrijstellingsmogelijkheid is bij de vaststelling van het bestemmingsplan een keuze geweest van de gemeenteraad. Deze afweging kan in de voorliggende procedure daarom niet ter discussie staan. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om dit artikel buiten toepassing te laten. Het betoog van eiseres dat de inhoud van artikel 24.4.1 van de planregels zinledig is door de vrijstellingsbepaling, kan niet worden gevolgd omdat de vrijstellingsbepaling niet ziet op het gehele verbod artikel 24.4.1, aanhef en onder g, van de planregels, maar alleen op laanboomteelt en fruitteelt.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het college voldoende onderzoek heeft gedaan ter plaatse op grond waarvan duidelijk is dat op het perceel (grotendeels) laanbomen worden gekweekt. Dit is in de controlerapporten vastgelegd, die onderdeel uitmaken van het procesdossier.
Het college is dan ook terecht tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een overtreding en heeft de last onder dwangsom in zoverre in de beslissing op bezwaar terecht herroepen. De beroepsgrond slaagt niet.


Verzoek om vergoeding proceskosten derde-partij

16. De derde-partij heeft verzocht om eiseres op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten die de derde-partij als particuliere ondernemer heeft moeten maken voor het inroepen van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.



16.1.
De rechtbank wijst het verzoek van de derde-partij af. Er bestaat geen aanleiding om eiseres te veroordelen in betaling van de proceskosten van de derde-partij. Eiseres heeft gebruik gemaakt van haar recht om te verzoeken om handhaving naar aanleiding van een in haar ogen met de planregels strijdige situatie met de voorliggende procedure als gevolg. Er is er geen grond om af te wijken van de onder meer in de uitspraak van de Afdeling van 19 november 2015, vermelde hoofdregel dat ten behoeve van een met het verwerende bestuursorgaan meeprocederende particuliere partij geen proceskostenveroordeling wordt uitgesproken.




Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op bezwaar in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.







Beslissing

De rechtbank:



verklaart het beroep ongegrond;


wijst het verzoek van derde-partij af.





Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op













griffier


rechter







Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:




Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.


Bijlage


Bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan



Artikel 3.6.2.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, ter plaatse van gronden die gelegen zijn binnen 50 meter ten opzichte van gevoelige bestemmingen binnen:
• de bebouwingsconcentraties Klinkenberg ( [woonplaats] ), Hoog-Kana ( [woonplaats] ), Zevenmorgen ( [woonplaats] ), [locatie] ( [woonplaats] ), Essebroek ( [woonplaats] ) en Ganzert ( [woonplaats] en Eck en Wiel), Wielseweg (Eck en Wiel), Binnenstraat (Erichem), Lutterveld (Erichem), Twee Sluizen (Kapel-Avezaath), De Woerd (Kerk-Avezaath), Bontemorgen (Lienden), Ommerenveldseweg (Ommeren), De Heuvel (Rijswijk), Zandberg (Rijswijk) en de Hogestraat (Zoelen);
• de kernen (inclusief Lingemeer), uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen (sa-tv) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone" en (sa-tv1) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone1”;
• de verblijfsrecreatieterreinen (met uitzondering van minicampings), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (sa-tv) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone";
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen van nieuwe productieboomgaarden;
b. het aanleggen van nieuwe (boom)kwekerijen;

Artikel 3.6.2.2
Het verbod van artikel 3 lid 6.2.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:
a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
b. betrekking hebben op de herplant van bestaande productieboomgaarden of (boom)kwekerijen;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;

Artikel 24.4.1
Het is verboden binnen de gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-1” de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
a. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
b. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;

Artikel 24.4.2
Het in artikel 24 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor:
c. werken en werkzaamheden ten behoeve van laanboomteelt en fruitteelt;
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,



ECLI:NL:RVS:2019:3579, rechtsoverweging 15.2.


ECLI:NL:RVS:2015:3717.


De volledige planregels zijn hier te raadplegen: https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg02/r_NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg02_index.html
Link naar deze uitspraak