Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBGEL:2023:1475 
 
Datum uitspraak:20-03-2023
Datum gepubliceerd:21-03-2023
Instantie:Rechtbank Gelderland
Zaaknummers:AWB - 21 _ 3920
Rechtsgebied:Omgevingsrecht
Indicatie:Last onder dwangsom met betrekking tot een aangelegde laanboomkwekerij. In de beslissing op bezwaar is de last onder dwangsom ingetrokken. De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een overtreding voor de volgende punten: Laanboomteelt valt onder de vrijstellingsbepaling van artikel 24.4.2. van het bestemmingsplan. Voor het plaatsen van tonkinstokken is geen omgevingsvergunning. Het college is dan ook terecht tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een overtreding en heeft de last onder dwangsom terecht ingetrokken. Beroep ongegrond. Verzoek om vergoeding proceskosten derde-partij afgewezen.
Trefwoorden:agrarisch
bestemmingsplan
boomteelt
buitengebied
fruitteelt
kwekerij
omgevingsvergunning
perceel
vrijstelling
wabo
 
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/3920


uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen




[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. J.E. Dijk),

en



het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren, het college
(gemachtigden: J.C. van Veenendaal en N. van Staaden).

Als derde-partij neemt aan de procedure deel: [derde-partij] te [woonplaats] (gemachtigde: mr. Tj.P. Grünbauer).




Inleiding

Bij besluit van 25 september 2020 heeft het college een last onder dwangsom aan de derde-partij opgelegd met betrekking tot de door de derde-partij aangelegde laanboomkwekerij.
In de beslissing op bezwaar van 30 juni 2021 heeft het college de last onder dwangsom herroepen.

De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2022 tezamen met de procedures met zaaknummers 21/3760, 21/3735, 21/3756, 21/3765 en 21/4429 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [eiseres] en gemachtigde. De gemachtigden van het college. Namens de derde-partij [derde-partij], [derde-partij] en gemachtigde.



Totstandkoming van de besluiten
1. De derde-partij heeft een laanboomkwekerij op het perceel kadastraal gemeente [woonplaats], [Locatie] en gelegen aan de [Locatie] tegenover nummer 28 in [woonplaats] (het perceel).

2. Eiseres heeft op 27 april 2021 en 29 mei 2021 handhavingsverzoeken ingediend bij het college omdat volgens eiseres op het perceel zonder een omgevingsvergunning een (laan)boomkwekerij is aangelegd.



Controle toezichthouder

3. In het besluit tot oplegging van een last onder dwangsom heeft het college aangegeven dat:
“Welke overtreding begaat u?
Tijdens de controle op woensdag 3 juni 2020 zag onze toezichthouder dat u bomen heeft aangeplant op het perceel kadastraal bekend als gemeente [woonplaats], [Locatie], zonder dat u hiervoor een omgevingsvergunning heeft. Dit mag niet. U overtreedt de volgende regel en/of wet:
- U overtreedt artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Hierin staat dat bepaalde activiteiten niet mogen als u daar geen omgevingsvergunning voor heeft. U heeft bomen geplant zonder dat u hiervoor een omgevingsvergunning heeft.”


Last onder dwangsom

4. Het college heeft de derde-partij in het besluit van 25 september 2020 gelast om:
“Wij leggen u een last onder dwangsom op. U moet de overtreding stoppen vóór 7 november 2020. U moet er ook voor zorgen dat de overtreding niet opnieuw begint.

Wat moet u doen?

U moet het volgende doen:


U moet de bomen op het perceel kadastraal bekend als gemeente [woonplaats], [Locatie], verwijderen en verwijderd houden. U brengt het perceel dus terug in de oorspronkelijke staat zoals het was voordat u de bomen heeft geplant. U mag de overtreding ook niet opnieuw beginnen.


Doe dit vóór 7 november 2020.”




Beslissing op bezwaar

5. In de beslissing op bezwaar heeft het college de opgelegde last onder dwangsom herroepen (ingetrokken). Dit heeft het college gedaan omdat het college zich op het standpunt stelt dat de vrijstelling van de archeologische onderzoeksplicht voor laanboomteelt betrekking heeft op alle werken en werkzaamheden in het kader van zowel bestaande als nieuwe laanboomteelt en er daarom geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist ten aanzien van de tonkinstokken.
Omdat hierdoor de handhavingsgrondslag is komen te vervallen, heeft het college de last onder dwangsom van 25 september 2020 in zijn geheel herroepen.



Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De voor de beoordeling van het beroep van belang zijnde wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.


Wat is er in geschil?

7. De rechtbank stelt vast dat de eerder opgelegde last onder dwangsom is herroepen (ingetrokken). Het beroep van eiseres ziet daarom op de herroeping van de opgelegde last onder dwangsom. Daarnaast voert eiseres aan de voor geplaatste tonkinstokken een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist.


Wat voert eiseres aan?

8. Eiseres voert aan dat het primaire besluit ten onrechte is herroepen omdat het college ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat werken en werkzaamheden ten behoeve van laanboomteelt en fruitteelt onder de vrijstellingsbepaling van artikel 24.4.2 aanhef en onder c, van de planregels vallen.


Bestemmingsplan

9. Voor het perceel is het bestemmingsplan “Buitengebied, reparatieplan” van toepassing. Het perceel heeft daarin de enkelbestemming ‘Agrarisch met waarden-Oeverwalgebied’ (artikel 7) en de dubbelbestemmingen ‘Waarde-Archeologisch onderzoekgebied - 1’ (artikel 24) en ‘Waarde-Cultuurhistorie’ (artikel 28). Het perceel is op de verbeelding aangeduid met de functieaanduiding-teeltvrije zone’.


Valt laanboomteelt onder de vrijstellingsbepaling van artikel 24.4.2. van de planregels?

10. Eiseres voert aan dat het college niet in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat de vrijstellingsbepaling van artikel 24.4.2 aanhef en onder c van de planregels van het bestemmingsplan “Buitengebied, reparatieplan” van toepassing is. Eiseres voert aan dat deze vrijstellingsbepaling buiten toepassing gelaten moet worden omdat anders het in artikel 24.4.1 van de planregels opgenomen verbod voor het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, zinledig is.
Daarnaast voert eiseres aan dat de vrijstelling alleen ziet op bestaande situaties waarin al een (boom)kwekerij aanwezig is. Volgens eiseres gaat het hier om gronden die de voorafgaande jaren niet voor boomteelt zijn gebruikt. Daarom is geen sprake van bestaande boomteelt. Verder voert eiseres aan dat het college had moeten onderzoeken of er wel sprake is van laanboomteelt. Het college heeft daarom de last onder dwangsom op dit onderdeel ten onrechte herroepen.


10.1.
In artikel 24.4.1, aanhef en onder g, van de planregels staat dat het verboden is binnen de gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-1” de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
g. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;

In artikel 24.4.2, onder c. van de planregels staat dat het in artikel 24.4.1 vervatte verbod niet geldt voor werken en werkzaamheden ten behoeve van laanboomteelt en fruitteelt.



10.2.
De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 23 oktober 2019 volgt dienen planregels omwille van de rechtszekerheid letterlijk te worden uitgelegd. De rechtszekerheid vereist immers dat van wat in het bestemmingsplan is bepaald, in beginsel dient te worden uitgegaan. In artikel 24.4.2, onder c, van de planregels is een uitzondering gemaakt op het verbod in artikel 24.4.1, aanhef en onder g, van de planregels voor laanboomteelt. In artikel 24.4.2, onder c van de planregels staat niet dat de vrijstelling is beperkt tot bestaande situaties wat betekent dat ook nieuwe aanplant onder deze vrijstellingsbepaling valt.
De vrijstellingsmogelijkheid is bij de vaststelling van het bestemmingsplan een keuze geweest van de gemeenteraad. Deze afweging kan in de voorliggende procedure daarom niet ter discussie staan. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om dit artikel buiten toepassing te laten. Het betoog van eiseres dat de inhoud van artikel 24.4.1 van de planregels zinledig is door de vrijstellingsbepaling, kan niet worden gevolgd omdat de vrijstellingsbepaling niet ziet op het gehele verbod artikel 24.4.1, aanhef en onder g, van de planregels, maar alleen op laanboomteelt en fruitteelt.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het college voldoende onderzoek heeft gedaan ter plaatse op grond waarvan duidelijk is dat op het perceel (grotendeels) laanbomen worden gekweekt. Dit is in de controlerapporten vastgelegd, die onderdeel uitmaken van het procesdossier.
Het college is dan ook terecht tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een overtreding en heeft de last onder dwangsom in zoverre in de beslissing op bezwaar terecht herroepen. De beroepsgrond slaagt niet.


Is voor het plaatsen van tonkinstokken een omgevingsvergunning nodig?

11. Eiseres voert aan dat het college ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat voor het plaatsen van tonkinstokken geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist is. Het college heeft daarom de last onder dwangsom op dit onderdeel ten onrechte ingetrokken.



11.1.
Het begrip bouwwerk is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) als zodanig niet omschreven. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van 17 juli 2013, kan voor de uitleg van het begrip bouwwerk aansluiting worden gezocht bij de omschrijving van dit begrip in de modelbouwverordening. Deze luidt: “elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren”. Indien hieraan is voldaan, is er sprake van een bouwwerk.
De rechtbank oordeelt dat de tonkinstokken niet aangemerkt kunnen worden als bouwwerk omdat geen sprake is van een constructie. Er is sprake van een ondersteunende voorziening waarbij per boom één tonkinstok wordt geplaatst. Deze tonkinstokken staan op zichzelf en zijn enkel met een boom verbonden. Er is geen sprake van een onderlinge verbinding dan wel een verbinding met (boom)palen en band.
Omdat er geen sprake is van een bouwwerk, is geen omgevingsvergunning vereist voor de activiteit “bouwen”. Dat op geringe afstand van elkaar duizenden van dergelijke tonkinstokken worden geplaatst maakt dat niet anders omdat de tonkinstokken allemaal op zichzelf staan.
Het college is dan ook terecht tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een overtreding en heeft de last onder dwangsom in zoverre in de beslissing op bezwaar terecht herroepen. De beroepsgrond slaagt niet.

11. Omdat de rechtbank oordeelt dat de geplaatste tonkinstokken niet als bouwwerk kunnen worden aangemerkt, is ook geen sprake van strijd met artikel 7.2.2.1 van de planregels omdat dat artikel ziet op het bouwen van bouwwerken. De beroepsgrond slaagt niet.

Verzoek om vergoeding proceskosten derde-partij
12. De derde-partij heeft verzocht om eiseres op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten die de derde-partij als particuliere ondernemer heeft moeten maken voor het inroepen van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.



12.1.
De rechtbank wijst het verzoek van de derde-partij af. Er bestaat geen aanleiding om eiseres te veroordelen in betaling van de proceskosten van de derde-partij. Eiseres heeft gebruik gemaakt van haar recht om te verzoeken om handhaving naar aanleiding van een in haar ogen met de planregels strijdige situatie met de voorliggende procedure als gevolg. Er is er geen grond om af te wijken van de onder meer in de uitspraak van de Afdeling van
19 november 2015, vermelde hoofdregel dat ten behoeve van een met het verwerende bestuursorgaan meeprocederende particuliere partij geen proceskostenveroordeling wordt uitgesproken.




Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op bezwaar in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.




Beslissing

De rechtbank:



verklaart het beroep ongegrond;


wijst het verzoek van derde-partij af.





Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op













griffier


rechter







Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:




Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.


Bijlage


Bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan



Artikel 24.4.1
Het is verboden binnen de gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-1” de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
a. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
b. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;

Artikel 24.4.2
Het in artikel 24 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor:
c. werken en werkzaamheden ten behoeve van laanboomteelt en fruitteelt;



Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,


ECLI:NL:RVS:2019:3579, rechtsoverweging 15.2.


ECLI:NL:RVS:2013:3132.


ECLI:NL:RVS:2015:3717.


De volledige planregels zijn hier te raadplegen: https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg02/r_NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg02_index.html
Link naar deze uitspraak