Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBZWB:2020:2059 
 
Datum uitspraak:01-05-2020
Datum gepubliceerd:28-05-2020
Instantie:Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Zaaknummers:AWB- 20_5146 VV
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:Afwijzen verzoek tot handhaving
Trefwoorden:agrarisch
bestemmingsplan
fijnstof
perceel
vee
veehouderij
 
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 20/5146 GEMWT VV

uitspraak van 1 mei 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen


[namen verzoekers], te [woonplaats verzoekers], verzoekers

en


het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge, verweerder.




Procesverloop
Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 23 december 2019 (bestreden besluit) inzake de afwijzing van het verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van perceel [adres perceel] te [plaats perceel] als agrarisch bedrijf.

Zij hebben tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.




Overwegingen
1. Verzoekers wonen op het adres [adres verzoekers] te [woonplaats verzoekers]. Zij hebben op 17 juli 2017 verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van het aangrenzend perceel [adres perceel] als agrarisch bedrijf. Verweerder heeft dat handhavingsverzoek bij het primaire besluit van 31 mei 2018 afgewezen. Daartegen hebben verzoekers een bezwaarschrift ingediend. Bij besluit van 20 december 2018 heeft verweerder het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaard. Het tegen dit besluit ingestelde beroep is door de rechtbank bij uitspraak van 25 oktober 2019 gegrond verklaard. De rechtbank heeft het besluit van 20 december 2018 vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit op de bezwaren van verzoekers te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van verzoekers wederom ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat er concreet zicht is op legalisatie van de geconstateerde overtreding.

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

3. Desgevraagd hebben verzoekers bij brief van 14 april 2020 toegelicht waarom naar hun mening sprake is van onverwijlde spoed. Zij hebben aangegeven dat dagelijks vanaf de illegale veehouderij fijnstof, virussen, bacteriën, zoönose en stank komt aanwaaien en dat er geen garantie is dat dit hun gezondheid niet zal aantasten.

4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningprocedure als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Voorts speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol. Nu verzoekers beroep hebben ingesteld tegen het bestreden besluit dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van onverwijlde spoed die noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van een uitspraak van de rechtbank op dat beroep.
Er dient derhalve sprake te zijn van een zelfstandige spoedeisendheid bij een te treffen voorlopige voorziening en het moet niet alleen gaan om bespoediging van de afdoening van het beroep.


4.1
Bij de beoordeling van het verzoek zijn verder de volgende feiten van belang.
De gemeenteraad van Halderberge heeft bij besluit van 12 oktober 2017 het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] vastgesteld. In dit bestemmingsplan is aan het perceel [adres perceel] de bestemming "Agrarisch" met onder meer de aanduiding "grondgebonden veehouderij" toegekend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3417, overwogen dat de veehouderij van [naam veehouder] op het perceel [adres perceel] met een veebezetting van 15 vleeskalveren tot 8 maanden, 35 zoogkoeien ouder dan 2 jaar en 35 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar, door de gemeenteraad van Halderberge terecht is aangemerkt als een grondgebonden veehouderij.
Verzoekers hebben verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat het vee, dat verboden is om op [adres perceel] te houden, waaronder de vleesstieren en vleeskalveren ouder dan 8 maanden, te staken en gestaakt te houden, en dat er binnen de 50 meter van hun woning geen vee meer wordt gestald.



4.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat het verkrijgen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat op zich wel een zelfstandig spoedeisend belang kan zijn, maar in dit geval ziet de voorzieningenrechter in de argumenten van verzoekers onvoldoende grond om dit aan te nemen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat verzoekers in elk geval de aanwezigheid van vee op het aangrenzende perceel te dulden hebben. Daarnaast is het treffen van de door verzoekers gevraagde voorziening een (te) vergaande maatregel die niet past bij het karakter van de voorlopige voorzieningprocedure, nu toewijzing er toe zou kunnen leiden dat vee (definitief) moet worden verwijderd. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de situatie zodanig nijpend is dat de behandeling van de beroepszaak ter zitting niet kan worden afgewacht. Dat veel tijd is verstreken sinds het verzoek om handhaving en er nog geen onherroepelijke beslissing is, is een feit, maar dit is onvoldoende om tot toewijzing van het verzoek te kunnen leiden.

Dit leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat niet gezegd kan worden dat verzoekers in afwachting van de uitspraak op hun beroep een spoedeisend belang hebben bij het treffen van de door hen gevraagde voorlopige voorziening.

5. Het verzoek tot het treffen van die voorlopige voorziening moet daarom worden afgewezen.

Gegeven deze uitkomst bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.





Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.


Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 1 mei 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.




P.H.M. Verdonschot, griffier G.M.J. Kok, voorzieningenrechter


Afschrift verzonden aan partijen op:




Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Link naar deze uitspraak