Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
(0548) 54 00 54 (G.J. Steunenberg)
ECLI:NL:RBDHA:2020:2568 
 
Datum uitspraak:23-03-2020
Datum gepubliceerd:27-03-2020
Instantie:Rechtbank Den Haag
Zaaknummers:AWB - 19 _ 4113
Rechtsgebied:Socialezekerheidsrecht
Indicatie:De ZW-uitkering van eiser is terecht beëindigd. Het medisch onderzoek is zorgvuldig geweest en de geduide functies zijn geschikt voor eiser.
Trefwoorden:tuinbouw
uitkering
 
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 19/4113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2020 in de zaak tussen


[eiser] , te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. O.H.G. Daane Bolier),

en


de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. Alsemgeest).




Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiser ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 26 februari 2019 beëindigd.

Bij besluit van 20 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2020.
Eiser is verschenen, bijgestaan door mevrouw [A] en zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.




Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.


1.1
Eiser was laatstelijk werkzaam als kleermaker. Per 1 februari 2016 ontving hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Vanuit de WW heeft eiser zich op
9 januari 2018 ziekgemeld met psychische klachten. Eiser ontvangt sinds 2 april 2018 een ZW-uitkering.



1.2
In het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling is eiser onderzocht door de verzekeringsarts. Deze verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiser vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 18 januari 2019. Aan de hand van deze FML zijn door de arbeidsdeskundige diverse functies voor eiser geduid. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen waarin hij zich op het standpunt stelt dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Dit standpunt heeft verweerder in het bestreden besluit gehandhaafd.

2. Eiser voert in beroep – samengevat weergegeven – aan dat verweerder zijn medische beperkingen heeft onderschat. Eiser betoogt dat de psychische stoornis waarvoor hij wordt behandeld, evenals zijn cardiale klachten hadden moeten leiden tot meer beperkingen in de FML. Ook zijn de geduide functies voor eiser niet geschikt. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt medische gegevens overgelegd.

3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.



4.1
In artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW is bepaald dat iemand recht heeft op ziekengeld als hij als gevolg van ziekte of gebreken niet geschikt is voor het verrichten van het eigen werk. De ongeschiktheid om te werken moet rechtstreeks het gevolg zijn van ziekte of gebreken en dat moet objectief medisch vastgesteld kunnen worden.



4.2
Ingevolge artikel 19aa van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte recht heeft op loon, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde:
a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 en
b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.



4.3
Wanneer iemand die geen werkgever heeft na gedurende 52 weken ziekengeld te hebben ontvangen, blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, geldt als maatstaf gangbare arbeid zoals die nader geconcretiseerd is bij de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling. Onder “zijn arbeid” dient in zo’n geval te worden verstaan elk van deze (geduide) functies afzonderlijk.

5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder de rapporten van de verzekeringsartsen mag volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten zorgvuldig zijn opgesteld, ze mogen niet tegenstrijdig zijn en ze moeten begrijpelijk zijn. Als eiser vindt dat het rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet hij uitleggen waarom hij dat vindt. Als eiser het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet hij een rapport van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. De rechtbank vindt het niet genoeg als eiser alleen zijn gezondheidsklachten noemt.



6.1
Eiser is op 18 januari 2019 onderzocht door de primaire verzekeringsarts. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt. Bij dit onderzoek is de brief van GZ-psycholoog

[GZ-psycholoog] van 5 oktober 2018 betrokken. In het rapport staat onder meer vermeld dat eiser ten gevolge van meerdere psychosociale problemen ernstige stemmingsklachten ervaart. Ook is hij vanuit het verleden bekend met psychische problemen en gedragsstoornissen bij alcoholgebruik. Verder blijkt uit het rapport dat eiser in december 2018 een ingreep aan zijn hart heeft gehad, waarbij er via de rechterpols twee stents zijn geplaatst. In het rapport wordt geconcludeerd dat eiser per 8 januari 2019 verminderde benutbare mogelijkheden heeft voor het kunnen verrichten van arbeid als rechtstreeks en objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. De verzekeringsarts heeft daarom beperkingen aangenomen en die vastgelegd in de FML van 18 januari 2019.


6.2
Naar aanleiding van het bezwaar is eiser gezien door de verzekeringsarts bezwaar & beroep (b&b) op 26 maart 2019. Nadat informatie van de cardioloog is opgevraagd, heeft de verzekeringsarts b&b op 10 mei 2019 een rapport uitgebracht. De verzekeringsarts b&b concludeert in zijn rapport dat in de FML voldoende rekening is gehouden met de aanwezige objectiveerbare beperkingen.


6.3.1
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn opgesteld, niet tegenstrijdig en begrijpelijk zijn. Eiser is onderzocht, de dossiergegevens zijn bestudeerd en er is informatie opgevraagd bij de behandelend sector. Er zijn geen klachten over het hoofd gezien en alle beschikbare informatie is meegenomen en meegewogen in de beoordeling.



6.3.2
Eiser betoogt in beroep dat verweerder de medische beperkingen van eiser heeft onderschat, omdat hij vanwege cardiale klachten gemiddeld drie keer per week het bewustzijn verliest en dan tijd nodig heeft om bij te komen. Ter zitting heeft eiser echter betoogd dat het flauwvallen wordt veroorzaakt door de paniekstoornis. De verzekeringsarts b&b heeft zich in zijn aanvullende rapportage van 3 maart 2020 op het standpunt gesteld dat er geen medische informatie is aangeleverd die de stelling van eiser onderbouwd, dat hij drie keer per week het bewustzijn verliest, waardoor dit niet specialistisch kan worden bevestigd. Ook is er geen cardiale verklaring voor te geven. Nu het flauwvallen niet medisch objectiveerbaar is, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat dit tot meer of andere beperkingen had moeten leiden.



6.3.3
Dat de primaire verzekeringsarts is uitgegaan van een depressieve episode, terwijl de verzekeringsarts b&b zich op het standpunt stelt dat sprake is van een recidiverende ernstige depressie maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat daarmee per definitie de FML had moeten worden aangepast. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Centrale Raad) van 28 augustus 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2918) waarin is overwogen dat niet de diagnose bepalend is voor de vraag of eiser al dan niet arbeidsongeschikt is, maar diens beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek per de datum in geding. De verzekeringsarts b&b heeft het verschil in diagnose geconstateerd, maar is tot de conclusie gekomen dat de belastbaarheid zoals weergegeven in de FML, naar medisch objectieve maatstaven gemeten, niet is overschat. In hetgeen eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen grond voor twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b. Dat behandelend GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] – in tegenstelling tot de verzekeringsarts b&b – de geclaimde verstoring van de concentratie en het geheugen plausibel acht, is op zich onvoldoende voor het oordeel dat de medische grondslag van het bestreden besluit de toets der kritiek niet kan doorstaan. In dit verband merkt de rechtbank – onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van
13 november 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:4300) – nog op dat het de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts is om op grond van de beschikbare medische gegevens de beperkingen van een betrokkene tot het verrichten van arbeid vast te stellen.



6.3.4
De rechtbank ziet voorts geen grond voor het oordeel dat verweerder ten onrechte geen urenbeperking heeft opgenomen in de FML. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn aanvullende rapportage van 3 maart 2020 gemotiveerd toegelicht waarom eisers medicatiegebruik geen aanleiding geeft voor een urenbeperking. Uit de overgelegde stukken blijkt voorts dat eiser rond de datum in geding wekelijks dan wel tweewekelijks een behandelsessie van 45 minuten had bij GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] . De verzekeringsarts b&b heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat de behandeling niet dermate intensief is dat die aanleiding geeft voor een urenbeperking op basis van beschikbaarheid. De gestelde negatieve effecten van deze behandeling heeft eiser voorts niet onderbouwd.




7.1
De primaire arbeidsdeskundige heeft zich in zijn rapport van 23 januari 2019 op het standpunt gesteld dat eiser ongeschikt is voor de maatgevende arbeid (kleermaker), maar dat hij meer dan 65% van het maatmanloon kan verdienen met de geduide functies Wikkelaar (nieuw en revisie, SBC-code 267053), Magazijn, expeditiemedewerker (SBC-code 111220), en Productiemedewerker (SBC-code 111180). Als aanvullende functies heeft de primaire arbeidsdeskundige geduid: Productiemedewerker textiel, geen kleding (exclusief patroontekenen, in en verkoop, SBC-code 272043) en Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten, SBC-code 111010).



7.2
Voor zover eiser zijn geschiktheid voor de aanvullende functies (productie medewerker textiel, geen kleding & medewerker tuinbouw) heeft betwist, overweegt de rechtbank dat deze functies niet gebruikt zijn bij het berekenen van de resterende verdiencapaciteit. In zoverre kan deze betwisting – wat daar ook van zij – niet leiden tot het oordeel dat verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid onjuist heeft vastgesteld. Voor zover eiser gronden heeft gericht tegen de functie van bezorger pakketten, tijdschriften (SBC-code: 111230) overweegt de rechtbank dat dit geen geduide functie betreft. Voorts constateert de rechtbank dat eiser de geschiktheid van de geduide functie Magazijn, expeditiemedewerker niet heeft bestreden.



7.3
Met betrekking tot de overige functies overweegt de rechtbank het volgende. Onder 1.9.9 van de FML is een beperking opgenomen dat eiser is aangewezen op werk zonder verhoogd risico. Daarbij is toegelicht dat ladders, hoogtes, stellingen en steigers vermeden dienen te worden, evenals gevaar opleverende machines, gevaarlijke draaiende machineonderdelen en het werken met of op rijdende machines. Onder 3.9.4 van de FML worden ook functies met een verhoogd risico op snij- of andere verwondingen afgeraden.



7.4
Eiser betoogt dat de functie Wikkelaar ongeschikt is omdat daarin met een handsnijmachine moet worden gewerkt en dit een overschrijding van de aangenomen beperkingen op de punten 1.9.9 en 3.9.4 van de FML betreft. Ook bij de functie Productiemedewerker is een verhoogd risico op snij- of andere verwondingen omdat in die functie uitstekende pinnen moeten worden afgeknipt. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. Omdat uit de resultaat functiebeoordeling bij de functies Wikkelaar en Productiemedewerker geen overschrijding op punt 1.9.9 volgt, was verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden dit nader te motiveren. Deze functies worden op dit punt dan ook in medisch opzicht passend geacht. Op punt 3.9.4 is bij beide functies in de signalering toegelicht dat een verhoogde kans op lichamelijk letsel als gevolg van de uitoefening van deze functie niet aan de orde is. De rechtbank is – uitgaande van de juistheid van de FML – van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geschikt is voor de geduide functies.

8. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid, dan wel onvoldoende is gemotiveerd.

9. Het beroep is ongegrond.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.





Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 23 maart 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl.



griffier rechter


Afschrift verzonden aan partijen op:




Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Link naar deze uitspraak